e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beringe

Overzicht

Gevonden: 506
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stellingmolen galerijmolen: galdǝręj[molen] (Beringe) Een hoge stenen molen met een zwichtstelling er rond omheen vanwaaraf onder meer de stand van de kap kan worden veranderd en de vang wordt bediend. Zie ook afb. 9. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32e; A 42A, 53; Sche 6; N O, 32j] II-3
sterven sterven: štɛrvə (Beringe) sterven [DC 38 (1964)] III-2-2
streng streng: štręŋ (Beringe) De uitgesponnen en samengedraaide, of mechanisch bewerkte, verzameling draden. Zie voor diverse soorten afb. 81 en 82. [N 48, 87] II-7
strijkmiddel borstel: borstel (Beringe) Borstel of natte lap waarmee men het touw natmaakt voor het schuren. Volgens de informant van L 265c wordt het vlastouw met twee borstels tijdens het slaan vastgemaakt. [N 48, 107a] II-7
stro stro/strouw: struǝ (Beringe) Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83] I-4
taatspot van de kleine spil spilpot: spelpǫt (Beringe) De ijzeren pot op de pasbalk die in windmolens als lager van de kleine spil dient. [N O, 16g; A 42A, 25; N D, 21] II-3
tafel tafel: tōfəl (Beringe) een houten tafel [Roukens 12 (1937)] III-2-1
tak (alg.) takje: tekskes (Beringe) (jonge) takken mv. [DC 41 (1966)] III-4-3
taling schuimeendje: šy(3)̄mēͅntjə (Beringe, ... ) eend: wintertaling (36 klein; bruine kop met groene wangen; broedt hier ook; roep [kruu, kruu] [N 09 (1961)] || eend: zomertaling (38 klein; bruine kop met witte wenkbrauw; broedt minder hier; roep ratelend [N 09 (1961)] III-4-1
teek teek: teek (Beringe) teek [DC 30 (1958)] III-4-2