e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
horens verwijderen afkappen: afkapǝ (Beringen), afzagen: afzāgǝ (Beringen) Als de kop tot aan de horens afgehuid is, worden ze met een (hak)mes of een zaag bij de inplant verwijderd. In vele gevallen worden de horens met een bijl erafgeslagen. De woordtypen "blijven" en "ze aan het vel laten" duiden erop dat de horens a.h.w. aan de huid blijven vastzitten. [N 28, 42; monogr.] II-1
horizontale sluitbalk van een poort knevel: knēvǝl (Beringen), richel: rē̜ ̞xǝl (Beringen), sluitstek: slø̜̄tstɛk (Beringen) Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.] I-6
horloge horloge: een goo harlogie (Beringen), horlo:zi (Beringen) een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge [ZND 01 (1922)] III-1-3
hotsen hotsen: hotsə (Beringen) hotsen [ZND 01 (1922)] III-1-2
houden houden: ho:ən (Beringen), hôn (Beringen) houden (houwen) [ZND m] || houden, houwen [ZND 01 (1922)] III-1-2
houden van gaarne zien: iemand gièren zijen (Beringen), houden van: au = Franse haut  van iemand hauen (Beringen), liefhebben: lifhaemə (Beringen) Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] || Liefhebben. [ZND 01 (1922)] III-3-1
houder van slachtvee vetmester: vętmęstǝr (Beringen), vetweider: vɛtwē̜i̯jǝr (Beringen) [N 3A, 77d] I-11
houten eg houteren [eg]: hō.tǝrǝ [eg] (Beringen) De oude drie- of vierhoekige eg met houten hoofd- en dwarsbalkjes, waarin houten, later ook ijzeren tanden zaten; zie afb. 51, 52, 53 en 54. Waar men een houten eg gebruikte als onkruideg en/of als zaadeg, is aangegeven in de desbetreffende lemmata. Hieronder is de vorm die de houten eg ter plaatse kon hebben, voorgesteld door de tekens ‚àÜ en vierkant. Voor het woord(deel) ''eg'' resp. ''eg'' zie men de toelichting bij het lemma ''eg''.' [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 70 + 71 + 72 add.; N J, 10; A 13, 16b; div.; monogr.] I-2
houten gaffel, schudgaffel gaffel: gafǝl (Beringen), hooigaffel: [hooi]gafǝl (Beringen) Houten gaffel met twee lange en enigszins gebogen tanden en een korte steel, doorgaans uit een gevorkte tak gesneden; gebruikt om het hooi te spreiden en te keren, maar ook voor andere doeleinden zoals het opschudden van de graanhalmen bij het dorsen met de vlegel, of het strooien van strooisel en voeder voor de dieren in de stal. Zie afbeelding 10, a. Hoewel in het algemeen de term riek een stuk gereedschap aanduidt met méér dan twee tanden, heeft het woord oorspronkelijk en nog in sommige dialecten ook wel de betekenis van een tweetandige vork, met name dan de vork waarmee het hooi wordt opgestoken (zie het lemma ''oogstgaffel''); de opgaven in dit lemma zijn alle dubbelopgaven, naast gaffel of vork. Buiten Haspengouw en het gebied rond Lommel duidt de combinatie van een lange klinker en de letter f in de varianten van het type gaffel wel op een contaminatie van gaffel en gavel; ze staan telkens aan het slot van de varianten onder het type gaffel bijeen. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel (hooi) zie het lemma ''hooi''.' [N 18, 30; A 28, 6; L 16, 18c; L B2, 243; Lu 6, 6; Av 1, III, 5e; monogr.] I-3
houten hamer houteren hamel: hōtǝrǝn hāmǝl (Beringen) Hamer die geheel uit hardhout is vervaardigd. Zie ook afb. 89. De houten hamer wordt onder meer gebruikt bij bepaalde soorten beitels en om houtverbindingen aan te slaan. [N 53, 127; L 1a-m; monogr.] II-12