33997 |
kletsoor |
klitsoor:
klidzuǝr (K358p Beringen)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
babbelkous:
babbelkous (K358p Beringen),
commre (fr.):
Van Dale: commère (Fr.), 2. babbelaarster, kletskous.
komeer (K358p Beringen),
klapekster:
klapɛkstər (K358p Beringen)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] || klappei [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleur (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
klør (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
amandelen:
amandels (K358p Beringen),
klieren:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
klieren (K358p Beringen)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)]
III-1-2
|
24581 |
klimop |
klimop:
2 maal
klimop (K358p Beringen)
|
klimop [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
24536 |
klit |
klis:
kles (K358p Beringen)
|
klis [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
34493 |
kloeken |
tokken:
tokǝ (K358p Beringen)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|
20950 |
klokhuis |
knots:
knūts (K358p Beringen)
|
klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
18230 |
klomp |
klonk:
klonk (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
kloŋk (K358p Beringen),
klōŋk (K358p Beringen),
klōŋk (K358p Beringen),
klǫŋk (K358p Beringen),
o van doof
klonk (K358p Beringen)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)]
II-12, III-1-3
|
18245 |
klompschoen |
schuiten:
schuit (K358p Beringen),
sXø͂ͅtə (K358p Beringen)
|
klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)]
III-1-3
|