e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
metalen scheplepel pollepel: polēpǝl (Beringen) Lepel van metaal om varkensvoer mee op te scheppen. [N 18, 132; monogr.] I-12
metalen tongetjes bramen: brǭmǝ(n) (Beringen) De onregelmatigheden aan de snijkant van de zeis, uitstulpingen in de vorm van metalen tongetjes of lipjes, die kunnen ontstaan bij ondeskundig haren. Het lemma bevat meervouden en enkelvouden. [N 18, 90; monogr.] I-3
metalen uiteinde van een schoenveter tipje: tupke (Beringen), tøpkə (Beringen) metalen uiteinde van een schoenveter [malie] [N 24 (1964)] III-1-3
metselaar metser: mę ̞tsǝr (Beringen) Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld] II-9
metselen metsen: mɛtsǝ (Beringen) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
metselzand gele zand: gēlǝ zant (Beringen), zand: zant (Beringen) Het zand dat bij de bereiding van mortel aan het bindmiddel, bijvoorbeeld kalk of cement, wordt toegevoegd. Doorgaans wordt gebruik gemaakt van rivierzand omdat dit scherp, schoon en ongelijk van korrelgrootte is. In Q 4 werd het zand doorgaans genoemd naar de plaats van herkomst. Ook de woordtypen 'brunssummmer zand' (Q 203), 'helchterse zand' (P 51), 'helchterse' (K 359) en 'lommelzand' (K 353, K 359, P 56) verwijzen naar plaatsen waar zand wordt of werd afgegraven. Zie voor het woordtype 'chape-zand' (L 364) het lemma 'Vloermortel'. [N 30, 36a; N 30, 36b; N 27, 47; L 42, 57; monogr.] II-9
meubelmaker meubelmaker: mø̄bǝlmākǝr (Beringen), mø̄bǝlmǭkǝr (Beringen) Ambachtsman die meubels vervaardigt. [N 55, 166a; L 34, 19b; monogr.] II-12
miauwen lollen: Als ze heet zijn  loͅlə (Beringen), miauwen: miauə (Beringen) miauwen [Goossens 1b (1960)] III-2-1
middag (s middags) middag: middag (Beringen), midàch (Beringen), na de middag: no de middag (Beringen), na de noen: nao de noen (Beringen), s achternoens: ⁄s achternoens (Beringen) in de namiddag [ZND 34 (1940)] || middag [RND], [ZND 38 (1942)] III-4-4
middagdutje middagdutje: midaxdøtjə (Beringen), noenstondslaap: nə nunstontslāp (Beringen) middagdutje [ZND 01 (1922)] || middagslaapje [ZND B1 (1940sq)] III-1-2