e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pastoorsstuk pastoorshoed: pastūǝrshut (Beringen) Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.] II-1
patates frites friet: Syst. Frings  fret (Beringen), frieten: Syst. Frings  freͅtə (Beringen) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pater pater (lat.): pa.tər (Beringen) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: patrāēs (Beringen) patrijs [Willems (1885)] III-4-1
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): model  de patroen (Beringen), moeilijk leesbaar.  de patron (Beringen), patron: m  patron (Beringen) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] || In het Nederlands heeft patroon drie betekenissen: een heilige, een model (bij naaisters) en een baas; welke heeft het in uw dialect en welk geslacht heeft het in elk van die betekenissen? [ZND 40 (1942)] III-3-3
peer, soorten peer: peer (Beringen), per (Beringen), pēr (Beringen) [ZND 21 (1936)] [ZND 31 (1939)] I-7
peetoom peter: petər (Beringen), peteren: petere (Beringen, ... ), petərə (Beringen), pētərə (Beringen) hoe heet de man die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || peter (bij het doopsel) [ZND B1 (1940sq)] || peter (doopvader) [ZND 05 (1924)] III-2-2
peettante meter: metər (Beringen), peet: peet (Beringen), pet (Beringen), pēt (Beringen), wijsvrouw: wijsvroo (Beringen) hoe heet de vrouw die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)] || meter (bij het doopsel) [ZND B1 (1940sq)] III-2-2
pek pek: pɛk (Beringen) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10
pekdraad pekdraad: pɛkdrǭt (Beringen) De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39] II-10