22855 |
tijger |
tijger:
nen tieger (K358p Beringen)
|
Tijger. [Willems (1885)]
III-3-2
|
27253 |
timmerman |
schrijnwerker:
srẽ̜ ̝nwɛ ̝rkǝr (K358p Beringen),
timmerman:
tømǝrman (K358p Beringen)
|
Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.]
II-12
|
24255 |
tochtig |
rits:
rets (K358p Beringen),
willig:
welex (K358p Beringen),
welǝx (K358p Beringen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
21565 |
toegangsprijs |
inkomsprijs:
de inkomsprijs es ne frank (K358p Beringen)
|
De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33697 |
toegangsweg naar het erf |
vaart:
vārt (K358p Beringen),
varegat:
varǝgat (K358p Beringen)
|
Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.]
I-8
|
19663 |
toilet |
gemak:
gəmak (K358p Beringen),
huisje:
hø͂ͅskə (K358p Beringen),
høͅskə (K358p Beringen)
|
wc, toilet [N 05A (1964)]
III-2-1
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
tomat (K358p Beringen),
təmatə (K358p Beringen)
|
[ZND 34 (1940)]tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19583 |
tondel |
wiek:
wik (K358p Beringen)
|
ontvlambaar materiaal in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19542 |
tondeldoos |
ketser:
kɛtsər (K358p Beringen),
tondeldoos:
toͅndəldūwəs (K358p Beringen),
vuurslag:
vy(3)̄rslax (K358p Beringen)
|
tondeldoos, koperen huls gevuld met licht ontvlambaar materiaal (tintelton, tinteldoos) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
17620 |
tong |
tong:
hij heet een vuil tong (K358p Beringen),
zijn tong is aangelaaien (K358p Beringen),
zɛin tong ɛs agəlaiən (K358p Beringen)
|
Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)]
III-1-1
|