e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vallen vallen: valle (Beringen), [~an]  vallen (Beringen) vallen [ZND m] III-1-2
vals spelen brodden: bròdə (Beringen) Bedriegen bij het spel (vals spelen). [ZND B1 (1940sq)] III-3-2
van de leg afraken ophouden: ophōn (Beringen) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12
van hoge afkomst van grote afkomst: van grôetə afkomst (Beringen) van hoge afkomst; hij is - - - [ZND 19 (1936)] III-2-2
van uitlopers ontdoen (scheuten) afdoen: af˱dūn (Beringen) Zoals in het vorige lemma is opgemerkt beginnen soms de aardappelen die in een kelder of kuil bewaard worden te schieten. Hier staan de benamingen voor het verwijderen van dergelijke uitlopers bijeen. Indien niet anders aangegeven is het object steeds "aardappelen". Voor de documentatie van scheuten, zie lemma Scheut, resp. Uitlopers Van Kuilaardappelen [N M, 17b; monogr.] I-5
van veren wisselen ruiven: rø̜̄u̯vǝ (Beringen), rø̜̄vǝ (Beringen) [N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.] I-12
vangen vangen: vange (Beringen), vaŋə (Beringen) vangen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2
vangplooi vang: vaŋ (Beringen), vaŋk (Beringen) Huidplooi tussen lies en uier. [N 3A, 115] I-11
vanzelfsprekend juste (fr.): da’s zjust (Beringen) Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)] III-1-4
varen varen: varen (Beringen, ... ), vāre (Beringen, ... ) varen [ZND 08 (1925)], [ZND m] III-3-1