33516 |
bos groente |
bussel:
bussel (K358p Beringen)
|
[ZND 22 (1936)]
I-7
|
20734 |
bosbessenvlaai |
bosberenvlaai:
Syst. Frings
boͅs˂bērəvlāi̯ə (K358p Beringen),
bosbezinvlaai:
Syst. Frings
boͅs˂bēzəvlāi̯ (K358p Beringen)
|
Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33773 |
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt |
bles:
blęs (K358p Beringen)
|
Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27]
I-9
|
19731 |
bot |
bot:
boͅt (K358p Beringen)
|
bot (niet scherp) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
32795 |
bot eggen |
slepen:
[slepen] (K358p Beringen)
|
Werken met een eg die "bot" is aangespannen. De eg wordt aan een zodanig punt voortgetrokken dat de tanden schuin naar achteren wijzen en bijgevolg slechts oppervlakkig door de grond gaan. Zie afb. 70. De termen zijn vooral van toepassing op het werk met de oude houten eg die schuingeplaatste tanden had. In plaatsen waar men gezien de grondsoort verschillend egwerk met dezelfde eg kon verrichten en men uitsluitend of voornamelijk bot egde om het gezaaide graan in de grond te werken, kan voor "bot eggen" dezelfde term in gebruik zijn (geweest) als voor "eggen na het zaaien". Voor het werkwoordelijk deel eggen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting bij het lemma ''eggen''. Voor andere (...)-varianten dan ''eggen'' zij verwezen naar het lemma ''slepen''. [JG 1a + 1b+ 1c + 2c; N 11, 82; N 11A, 173b; NP, 16a; monogr.]
I-2
|
34258 |
boter |
boter:
bōtǝr (K358p Beringen),
botter:
botǝr (K358p Beringen)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
20637 |
boterham |
boterham:
boterham (K358p Beringen),
botram (K358p Beringen),
botərham (K358p Beringen),
bōtəram (K358p Beringen),
Syst. Frings
bōtəram (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
boterham (K358p Beringen),
botəram (K358p Beringen),
snee:
snee (K358p Beringen, ...
K358p Beringen),
snē (K358p Beringen),
Syst. Frings
snē (K358p Beringen),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
snee (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
boterham [ZND 32 (1939)], [ZND B2 (1940sq)] || Een boterham (stuk, botteram?) [N 16 (1962)] || hoe noemt men de met boter gesmeerde snee brood [ZND 48 (1954)] || Zijn er andere namen van een boterham, die als platter beschouwd worden? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
boo:
Syst. Frings
bō (K358p Beringen),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
boo (K358p Beringen),
boo-tje:
Syst. Frings
bōkə (K358p Beringen),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 3 vraag 9
boke (K358p Beringen)
|
Kinderwoord voor boterham (bam, boo?) [N 16 (1962)] || Zijn er kinderwoorden voor boterham? [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
20716 |
boterham met kaas |
boterham mee kaas:
Syst. Frings
bōtəram mē kēs (K358p Beringen),
boterham met kaas:
Syst. Frings
bōtəram mɛ kēs (K358p Beringen)
|
Boterham met kaas (keesbam, keistaat, sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20715 |
boterham met vet |
vetsnee:
Syst. Frings
vɛtsnē (K358p Beringen)
|
Boterham met vet (sjmouer?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|