e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K358p plaats=Beringen

Overzicht

Gevonden: 3514
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brug brug: brug (Beringen), bryX (Beringen), brøx (Beringen), brøͅX (Beringen) brug [RND], [ZND 01 (1922)] || een houten brug [ZND 22 (1936)] III-3-1
bruid bruid: 1a-m; 22, 29a;  broet (Beringen) bruid [ZND 01 (1922)] III-2-2
bruidegom bruidegom: 1a-m; 22, 29a;  broedəgòm (Beringen) bruidegom [ZND 01 (1922)] III-2-2
bruidje in de processie maagdje: maagdekens (Beringen), meidje: me:təkə (Beringen), me:təkəs (Beringen), meetekes (Beringen), əmētəkə (Beringen) Een maagdeken ( in de processie). [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)] || Maagdeken (in de processie). [ZND 01 (1922)] III-3-3
bruiloft bruiloft: 1a-m; 22, 29b;  breuloft (Beringen), broeloft (Beringen) bruiloft [ZND 01 (1922)] III-2-2
bruine gebreide dameskous bruine kous: bruin koosen (Beringen), brèùn koose (Beringen), brø͂ͅn kōsə (Beringen), brøͅn kosə (Beringen) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3
brulkoe brul: bryl (Beringen), brøl (Beringen) Een koe die aan de brulziekte lijdt. [N 3A, 101, A 48A, 45b, 45c; L 19B, 4a] I-11
brullen brullen: brølǝ (Beringen) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulse koe brul: brøl (Beringen) Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b] I-11
brulziekte brul zijn: (de koe is) brøl (Beringen) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11