23207 |
geloven |
geloven:
gelöiven (K358p Beringen),
gəly:əvə (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
Geloven. [ZND 01 (1922)], [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
geluksvogel:
⁄n geluksvogel (K358p Beringen)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
ook ZND 23, 076
gəmak (K358p Beringen, ...
K358p Beringen)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gemèkkelĕk (K358p Beringen),
gəmɛkglɛk (K358p Beringen),
gəmɛkəlɛk (K358p Beringen)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22441 |
gemaskerd persoon |
maskerade (<fr.):
maskerāt (K358p Beringen),
nə maskrāt (K358p Beringen),
vastelavondzot:
vaslouvendzot (K358p Beringen),
vasloͅuvəntzoͅt (K358p Beringen)
|
Een gemaskerd persoon. [ZND B1 (1940sq)] || Hoe heet: een gemaskerd persoon? [ZND 31 (1939)] || Maskeraad (gemaskerd persoon). [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
18945 |
gemeen |
gemeen:
ook materiaal znd 23, 79
gemeen (K358p Beringen),
gemèn (K358p Beringen),
gəmɛ̄n (K358p Beringen)
|
gemeen (smerig, slecht) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21465 |
gemeente |
gemeente:
gəmɛntə (K358p Beringen)
|
gemeente [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
33670 |
gemeenteweide |
gemeentebroek:
gǝmęntǝbrok (K358p Beringen),
gǝmīntǝbrǫk (K358p Beringen)
|
Weiland dat eigendom is van de gemeente. Een woordtype als vrijwei duidt erop dat men hier als kleine of arme boer zijn koeien vrij kon laten grazen. De informanten van Horn (L 325) en Maasbracht (L 377) zeggen echter dat men eertijds op gemeentewei de koeien kon laten grazen tegen een jaarlijkse vergoeding. [N 14, 60; A 10, 4; N 18, add.; monogr.]
I-8
|
18958 |
gemene vrouw |
kwaad wijf:
das oe koet wijf (K358p Beringen),
venijnig wijf:
t es oe venijnig wiff (K358p Beringen)
|
Dat is een kwaad wijf. [ZND 08 (1925)] || t Is een venijn (kwaad wijf). [ZND 08 (1925)]
III-1-4
|
18165 |
genezen |
genezen:
genê:ze (K358p Beringen)
|
genezen [ZND m]
III-1-2
|