29574 |
aarden pot |
aarden pot:
(j)ē̜rǝ pǫt (K358p Beringen),
jɛ̄rǝ pǫt (K358p Beringen),
ērǝ pǫt (K358p Beringen),
stenen pot:
stī̄nǝ pǫt (K358p Beringen)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
19509 |
aardewerk |
aardewerk:
ēͅrəweͅrək (K358p Beringen)
|
aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24448 |
aardrups, larve van de nachtvlinder |
grijze made:
grēͅs māi̯ə (K358p Beringen),
rups:
røͅps (K358p Beringen)
|
grauwe aardrups, larve van de nachtvlinder, die in de rusttoestand ligt opgerold in de vorm van de letter C [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17653 |
aars |
aars:
a:rs (K358p Beringen),
kont:
kǫ.nt (K358p Beringen)
|
[JG 1a, 1b; N 8, 13, 32.9 en 35]aars [ZND 01 (1922)]
I-9, III-1-1
|
19283 |
aarzelen |
twijfelen:
tweifele (K358p Beringen),
twɛ̄fələ (K358p Beringen),
wachten:
woxtə (K358p Beringen)
|
aarzelen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
hertən ous (K358p Beringen),
òəs (K358p Beringen),
òəzə (K358p Beringen)
|
Aas (kaartspel). [ZND 01 (1922)] || Aas: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Ik heb de vier azen. [ZND 19A (1936)]
III-3-2
|
19009 |
abuis |
abuis:
ge zet abys (K358p Beringen),
ook materiaal znd 19a,6
aby(3)̄s (K358p Beringen),
ge zet abys (K358p Beringen),
mis:
`t es mis (K358p Beringen),
verkeerd:
verkierd (K358p Beringen)
|
abuis [ZND 01 (1922)] || Dat is mis. [ZND 38 (1942)] || Ge zijt abuis (= ge vergist u). [ZND 19 (1936)]
III-1-4
|
25348 |
accijnsgewicht |
geslacht gewicht:
gǝslaxt gǝwext (K358p Beringen)
|
Het gewicht van een te slachten rund, zoals dat bij de belastingdienst moet worden aangegeven. [N 28, 1]
II-1
|
19021 |
achterdocht |
achterdenken:
ig ha gien achterdinken (K358p Beringen),
ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44
axtərdɛŋkə (K358p Beringen),
ig ha gien achterdenken (K358p Beringen),
erg:
ich had er gin erg in (K358p Beringen),
ook materiaal van vr.lijst 32, vr. 44
ich had er gin erg in (K358p Beringen)
|
achterdocht [ZND 01 (1922)] || ik had geen achterdocht (ik vermoedde geen kwaad) [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
32962 |
achtergebleven hooi harken |
bijscharren:
bē̜sxērǝ (K358p Beringen),
schoonscharren:
sxuǝnsxē̜rǝ (K358p Beringen)
|
Wanneer het hooi is binnengehaald werd soms nog eens het hooiland afgeharkt om het achtergebleven hooi te verzamelen. [N14, 122; A 34, 4 add.]
I-3
|