e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mompelen grommelen: grümmelen (Beverlo), u = latijn  grummelen (Beverlo) Hoe noemt men binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
mond mond: groeëte mo-oend (Beverlo), groeëte moend (Beverlo), mùnd (Beverlo) een grote mond [ZND 31 (1939)] || mond III-1-1
mondharmonica mondmuziek: mùndmeziek (Beverlo) Mondharmonika. III-3-2
mondstuk embouchure (fr.): ambezuur (Beverlo), [sic, zonder -r]  amesuu (Beverlo) Hoe heet het mondstuk van een muziekinstrument; zet het bepalend lidwoord er voor, zodat het geslacht duidelijk wordt. [ZND 39 (1942)] || Mondstuk (deel muziekinstrument). III-3-2
mondvol beet: ne beet afbète (Beverlo), nə beet (Beverlo), mondvol: muntvoͅl (Beverlo) hap (mondvol) (afbijten) [ZND 32 (1939)] || mondvol (moffel) [ZND B1 (1940sq)] III-4-4
monnik pater (lat.): ne paoter (Beverlo, ... ) Een monnik. [ZND 31 (1939)] III-3-3
mopperen grommelen: hij grommelde toen hij binnenkwam: hè grùmmelde toen-¯n binnekwamp  grùmmele (Beverlo), grommen: hij gromde wat tussen zijn tanden: he grùmde wa tusse zèn tanden  grùmme (Beverlo), grozen: grooze (Beverlo) grommelen || grommen III-1-4
mopperen (tegensputteren) protten: protte (Beverlo), semmelen: sèmmele (Beverlo) preutelen (knorren, morren) III-1-4
morsen bratselen: bratsele (Beverlo, ... ), klatsen: klatse (Beverlo), smodderen: smoddere (Beverlo, ... ) knoeien (zie ook morsen) || morsen || plassen (morsen) III-1-2
mosterd mosterd: mostert (Beverlo) mosterd [ZND 31 (1939)] III-2-3