e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
omslagdoek (alg.) neusdoek: nuzzek (Beverlo), b.v. nusdùk euver heus schaavers.  nusdùk (Beverlo), nuzing (Beverlo) omslagdoek || schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)] III-1-3
onbewolkt klaar: kleer (Beverlo), klaarte: Vb. doo kwamp al wa kleerte in-e lùcht (er kwam reeds wat klaarte in de lucht).  kleerte (Beverlo) klaar, helder [ZND 01 (1922)] || klaarte, helderheid III-4-4
ondergoed onderdingen: Onderdingen.  ondərdeŋə (Beverlo), ondergoed: ondərgut} (Beverlo) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
onderhemd hemd: hum (Beverlo), hym (Beverlo), høm (Beverlo), høͅm (Beverlo) hemd || hemd, hemden (mv.) [ZND B1 (1940sq)] || onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3
onderjurk onderkleed: ondərklieəd (Beverlo), ondərkliət (Beverlo) onderjurk, onderkleed met lijfje en schouderbanden [N 24 (1964)] III-1-3
onderkussen, peluw hoofdpulf: i̯øͅtpøͅləf (Beverlo), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  höppelöf (Beverlo) een hoofdpeluw (langwerpig kussen) [ZND B1 (1940sq)] || peluw III-2-1
onderlip onderste lip: ondərstə lep (Beverlo) onderlip [N 10b (1961)] III-1-1
ondermuts koofje: kø͂ͅfkə (Beverlo) mutsje, zwarte ~ dat onder de grote witte poffermuts wordt gedragen [ondermuts] [N 26 (1964)] III-1-3
onderrok onderrok: onderrok (Beverlo), ondəroͅk (Beverlo) onderrok (niet onderjurk) [sjort, onderschort, sjörket, zjuupke] [N 24 (1964)] III-1-3
ondeugend, stout stout: staat (Beverlo), stāt (Beverlo) stout [ZND A2 (1940sq)] III-1-4