e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=K318p plaats=Beverlo

Overzicht

Gevonden: 2283
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heten heten: hèətə (Beverlo) heeten [ZND 25 (1937)] III-2-2
heup heup: h"p (Beverlo), hoop (Beverlo) de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] || heup [N 10b (1961)] III-1-1
heuvel, kleine hoogte berg: ne berg (Beverlo), ne beͅrx (Beverlo), bergje: Opm. e of \\ bergske.  e bergske (Beverlo) heuvel [ZND 34 (1940)] III-4-4
hiel hiel: hiel (Beverlo), vessem: vessəm (Beverlo), veͅsəm (Beverlo), vèssem (Beverlo) een hiel (van de voet) [ZND B1 (1940sq)] || hiel (einde voet) || hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hielstuk van een schoen pollevie: pollevie (Beverlo, ... ) hak (hiel) || hiel (deel van schoen onder de hiel) III-1-3
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: hei ajt na zei vauder (Beverlo), hij heeft de aard van zijn pa: hij hed den aord va zenne pa (Beverlo), op zijn vader trekken: ùp ze voader trèkke (Beverlo) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] || op zijn vader lijken III-2-2
hijgen snakken: snakə (Beverlo) (naar adem) hijgen [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
hik hik: den hek (Beverlo) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinkelen perkhinken: pèrkhinke, hinkte pèrk, pèrkgehinkt.  pèrkhinke (Beverlo) Hinkelen. III-3-2
hoed (alg.) hoed: hoed (Beverlo), hut (Beverlo, ... ), hû.t (Beverlo) hoed [RND], [ZND A2 (1940sq)] || hoed in het algemeen [doets, bikkel] [N 25 (1964)] III-1-3