24355 |
mot |
mot:
ook in ZND 31, 038
mot (K318p Beverlo)
|
mot [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21263 |
motor |
moteur:
moͅtøͅr (K318p Beverlo)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
motregen:
motrège (K318p Beverlo),
motregen.
motrēgə (K318p Beverlo),
stofregen:
stoefregel (K318p Beverlo),
stuifregen:
stufrēͅgə (K318p Beverlo)
|
motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || stofregen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
fierelen:
fierelen.
firələ (K318p Beverlo),
fiezelen:
(t fiezelde wa; riezelrêger (= motregen).
fiezele (K318p Beverlo),
motregenen:
het begint te motregenen.
ət bəgent tə motrēgənə (K318p Beverlo),
stofregenen:
`t stroefreigelt (K318p Beverlo),
ət stufrēͅgət (K318p Beverlo),
zeveren:
`t zieëvert (K318p Beverlo),
zieveren.
ziəvrə (K318p Beverlo)
|
aanhoudend zacht regenen || beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || stofregenen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
18264 |
mouw |
mouw:
mouw, mouweke (K318p Beverlo),
mouw, mouwke (K318p Beverlo),
twie mouwe (K318p Beverlo),
twieë mouwe (K318p Beverlo)
|
een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)]
III-1-3
|
18325 |
mouwschort |
voorrok met mouwen:
voorok met mouwen (K318p Beverlo),
voorrok met mouwen (K318p Beverlo),
voorschoot met mouwen:
voorschoot met mouwen (K318p Beverlo, ...
K318p Beverlo)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17872 |
muilpeer |
peer:
peer (K318p Beverlo),
slag op de wang:
slag op de wang (K318p Beverlo)
|
hoe heet een slag op de kaak ? Geef aan welke woorden gemeenzaam of plat zijn. [ZND 36 (1941)] || slaag, slagen
III-1-2
|
18308 |
muiltje |
muiltje:
mölkes (K318p Beverlo),
məlkəs (K318p Beverlo)
|
muiltjes, pantoffels zonder hielstuk [N 24 (1964)]
III-1-3
|
24357 |
muis |
muis:
mûîs (K318p Beverlo)
|
muis
III-4-2
|
20122 |
muizen |
muizen:
muize (K318p Beverlo)
|
de katten muizen [ZND 31 (1939)]
III-2-1
|