e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverlo

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] streen: strēēin (Beverlo), streng: strɛŋ gōͅrə (Beverlo) Het wollen breigaren wordt in strengen verkocht: hoe heet zo een streng garen? [ZND 28 (1938)] || streng garen [ZND B1 (1940sq)] III-1-3
stronk van een struik wortels: wətəls (Beverlo) wortelklomp van een struik [N 27 (1965)] III-4-3
stronk, stengel van koolplanten koolstam: kjyəlstamə (Beverlo) koolstengels die op het veld blijven staan [N Q (1966)] I-7
strontje kweern: kwVn (Beverlo), kwê"n (Beverlo), Volksremedie: speeksel, wijwater of trouwring.  kwèn (Beverlo), zweertje op het ooglid: zweͅrkə up ət uəglet (Beverlo) hoe heet het zweertje dat soms op het onderste ooglid komt (fr. orgelet) ? [ZND 16 (1934)] || strontje (zweer aan ooglid) || zweertje op ooglid [ZND B1 (1940sq)] III-1-2
strooien dameshoed strooien hoed: strujə hut (Beverlo), struəjən hut (Beverlo) dameshoed, strooien of uit fijne houtvezel vervaardigde ~ [spannen-, boerinnenhoed] [N 25 (1964)] III-1-3
strooien hoed strooien hoed: strujə hut (Beverlo), struəjən hut (Beverlo) hoed, strooien ~ [N 25 (1964)] III-1-3
stropdas bandje: bente (Beverlo), bènte (Beverlo), colletje (<fr.): kolleke (Beverlo, ... ), plastron (fr.): plastron (Beverlo), plastrooën (Beverlo), plastrùn (Beverlo) das die door de heren gedragen wordt [ZND 33 (1940)] || stropdas || stropdas, zelfbinder [slieps, sjlips, strik, kravat, kerwat, bindem, biend, kol] [N 23 (1964)] III-1-3
strozak paljas: spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  peljas (Beverlo), strooizak: spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  stroejzak (Beverlo) strozak III-2-1
struik (alg.) buist: buist (Beverlo), böst (Beverlo), struik: strouk (Beverlo) heester || struik [ZND 32 (1939)] III-4-3
struikelen vallen: valə (Beverlo) struikelen (over een boven de grond uitstekende wortel) [ZND B2 (1940sq)] III-1-2