18241 |
te groot zijn |
veel te breed zijn:
t is veul tə [breēd} (K318p Beverlo)
|
Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|
24385 |
teek |
teek:
tēək (K318p Beverlo)
|
teek, spinachtig diertje dat zich vastzet op de huid van mens en dier en zich voedt met bloed [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17680 |
teen |
teen:
tiən (K318p Beverlo),
tījən (K318p Beverlo)
|
een teen [ZND A2 (1940sq)] || teen [N 10b (1961)]
III-1-1
|
19347 |
tevreden; tevredenheid |
content:
kontènt (K318p Beverlo)
|
voldaan (tevreden)
III-1-4
|
19554 |
theelepeltje |
koffielepel:
kofilēpəl (K318p Beverlo),
theelepeltje:
tēlēpəlkə (K318p Beverlo)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19516 |
theepot |
theepot:
tēpoͅt (K318p Beverlo)
|
pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19781 |
thuis |
te hunnenst:
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
te hunnest (K318p Beverlo),
te uwerst:
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
te hurest (K318p Beverlo),
toerest (K318p Beverlo),
te zijnenst:
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
te zènest (K318p Beverlo),
thuis:
tø͂ͅs (K318p Beverlo),
spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)
tûîs (K318p Beverlo)
|
thuis [ZND B2 (1940sq)]
III-2-1
|
21540 |
tien centiem |
vijf centen:
vèf centen (K318p Beverlo)
|
Bestaat er een dialectnaam voor een stuk van 10 centimes? [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdverdrijf:
tè(jə)dverdre(jə)f (K318p Beverlo)
|
Duivenhouden is een ... (iets dat gedaan wordt om de tijd te korten). [ZND 28 (1938)]
III-3-2
|
21565 |
toegangsprijs |
entree (<fr.):
dən oͅntre es eənə fraŋ (K318p Beverlo),
entree iene fran (K318p Beverlo)
|
De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|