20334 |
jongste kind |
jongste:
joengste (Q072p Beverst),
ponnetje:
pôonəkə (Q072p Beverst)
|
jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)]
III-2-2
|
33341 |
jongste knecht, manusje van alles |
hoedersman:
hoedersman (Q072p Beverst)
|
Hulpje op de boerderij. In dit lemma is alleen datgene opgenomen wat nog niet in de lemma''s "knecht, algemeen" (1.3.12) of "koehoeder" (1.3.14) is behandeld. Vaak echter wordt de koejongen ook voor allerlei kleinere karweitjes op en om de boerderij ingezet. Onder klooier wordt een varkenshoeder verstaan. Een aanspender (afgeleid van ''aanspannen'') is een beginneling, die pas van school komt. Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1c; monogr.]
I-6
|
21335 |
jood |
jood:
jood, joden (Q072p Beverst, ...
Q072p Beverst)
|
Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)]
III-3-1, III-3-3
|
23211 |
judas |
judas:
als in ja
judas (Q072p Beverst)
|
Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)]
III-3-3
|
21336 |
juffrouw |
juffrouw:
joeffrou (Q072p Beverst)
|
juffrouw [ZND 27 (1938)]
III-3-1
|
33958 |
jukriem |
disselriem:
desǝlrīm (Q072p Beverst),
nakband:
nak˱bānt (Q072p Beverst)
|
Verbinding tussen het haam en de disselboom, als men met een tweespan rijdt. Verscheidene zegslieden verklaren dat een tweespan in hun gemeente niet (meer) voorkomt. [N 13, 12]
I-10
|
18192 |
jurk |
kleed:
an her kleed es viəl langər as dat van mieke (Q072p Beverst),
klēt (Q072p Beverst)
|
kleed [ZND A2 (1940sq)] || Kleed. Annas kleed is veel langer als dat van Mieke [ZND 44 (1946)]
III-1-3
|
20697 |
jus, vleesnat |
sap:
sap (Q072p Beverst)
|
vleesnat, jus [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
17602 |
kaak |
kaak:
kōək (Q072p Beverst)
|
kaak [N 10b (1961)]
III-1-1
|
17743 |
kaal (zijn), kaal hoofd |
kletskop:
kleͅtskoͅp (Q072p Beverst)
|
kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)]
III-1-1
|