17825 |
vinden |
vinden:
venə (Q072p Beverst)
|
vinden [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
nə viŋər (Q072p Beverst),
vinger (Q072p Beverst, ...
Q072p Beverst),
viŋər (Q072p Beverst)
|
Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] || een vinger [znd A1 (1940sq)] || vinger [RND]
III-1-1
|
17769 |
vingerlid |
vingerlid:
vingerlijed (Q072p Beverst)
|
lid van de vinger [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|
17665 |
vingers (spotnamen) |
fikken:
B.v. had er fikke do vanof.
fekə (Q072p Beverst)
|
vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24265 |
vink |
botvink:
Frings
bot˂viŋk (Q072p Beverst),
IPA, omgesp.
bot˂veŋk (Q072p Beverst),
vink:
IPA, omgesp.
veŋk (Q072p Beverst)
|
vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
19746 |
violier |
flier:
flier (Q072p Beverst),
violier:
flier (Q072p Beverst)
|
Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)]
I-7, III-2-1
|
19745 |
viooltje |
fletje:
flettekes (Q072p Beverst),
viooltje:
vioolke (Q072p Beverst)
|
Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)]
I-7
|
22413 |
vishengel |
visroede:
veschrie (Q072p Beverst),
vesri (Q072p Beverst)
|
Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)]
III-3-2
|
30189 |
vitsen |
vitsen:
fętsǝ (Q072p Beverst)
|
Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.]
II-9
|
21424 |
vlaams |
diets:
dits (Q072p Beverst),
vlaams:
hè kan vlaoms kalle (Q072p Beverst),
vlaoms (Q072p Beverst, ...
Q072p Beverst),
vloms (Q072p Beverst)
|
Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || vlaams [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|