e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vinden vinden: venə (Beverst) vinden [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
vinger vinger: nə viŋər (Beverst), vinger (Beverst, ... ), viŋər (Beverst) Doorn: ik heb een doorn in mijn vinger [ZND 23 (1937)] || een vinger [znd A1 (1940sq)] || vinger [RND] III-1-1
vingerlid vingerlid: vingerlijed (Beverst) lid van de vinger [ZND 37 (1941)] III-1-1
vingers (spotnamen) fikken: B.v. had er fikke do vanof.  fekə (Beverst) vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1
vink botvink: Frings  bot˂viŋk (Beverst), IPA, omgesp.  bot˂veŋk (Beverst), vink: IPA, omgesp.  veŋk (Beverst) vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
violier flier: flier (Beverst), violier: flier (Beverst) Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)] I-7, III-2-1
viooltje fletje: flettekes (Beverst), viooltje: vioolke (Beverst) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7
vishengel visroede: veschrie (Beverst), vesri (Beverst) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] III-3-2
vitsen vitsen: fętsǝ (Beverst) Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.] II-9
vlaams diets: dits (Beverst), vlaams: hè kan vlaoms kalle (Beverst), vlaoms (Beverst, ... ), vloms (Beverst) Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || vlaams [ZND 23 (1937)] III-3-1