17923 |
vouwen |
vouwen:
vaaën (Q072p Beverst)
|
ik zal het in vieren vouwen [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
33693 |
vredewis |
vreewis:
vrēi̯wē̜s (Q072p Beverst)
|
Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.]
I-8
|
21398 |
vreemde (man) |
vreemde man:
ene vrĕmde man (Q072p Beverst)
|
Een vreemde man. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20294 |
vriend |
kameraad:
kameroade (Q072p Beverst),
vriend:
vrint (Q072p Beverst)
|
vriend(in) [RND] || vrienden [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
25203 |
vriesweer |
gevroorte:
gevrĕtte (Q072p Beverst)
|
vorst (vriesweer) [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
20276 |
vroedvrouw |
wijsvrouw:
wijsvrau (Q072p Beverst),
wijsvróów (Q072p Beverst)
|
Hoe noemt men de (gediplomeerde) vrouw die helpt bij de geboorte, indien er geen dokter aanwezig is? (nld. vroedvrouw) [ZND 46 (1946)] || vroedvrouw [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
23276 |
vroegmis |
vroegmis:
de vrimes (Q072p Beverst),
vrichmis (Q072p Beverst)
|
Hoe heet de vroegste mis op zondag? [ZND 38 (1942)] || vroegmis [RND]
III-3-3
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
deͅivrō (Q072p Beverst),
vru.u (Q072p Beverst),
wijf:
wɛif (Q072p Beverst, ...
Q072p Beverst)
|
die vrouw [ZND A2 (1940sq)] || vrouw [RND], [RND]
III-3-1
|
34062 |
vrouwelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
jaarling:
joǝrlęŋ (Q072p Beverst)
|
Het gaat hier om een kalf dat ongeveer één jaar oud is. [N 3A, 22]
I-11
|
34396 |
vrouwelijk lam |
germ:
gɛrm (Q072p Beverst),
germpje:
gɛrmkǝ (Q072p Beverst)
|
[L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.]
I-12
|