20451 |
weduwnaar |
wevenaar:
wievənéér (Q072p Beverst)
|
weduwnaar [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
25579 |
weegtoestel |
waag:
wōǝx (Q072p Beverst)
|
Het weegtoestel waarmee het deeg na het verdelen wordt gewogen. Vroeger gebruikte men wel een hangende balans, volgens de informant van L 377, maar deze moest verdwijnen, omdat ze niet geijkt kon worden. Zie afb. 19. [N 29, 33a; N 29, 32b; monogr.; N 29, 105e]
II-1
|
33821 |
week in de muil |
week in de muil:
wēi̯k ęn ǝ mǭu̯ǝl (Q072p Beverst)
|
Gevoelig in de mond voor de druk van het gebit, vooral bij jonge paarden. [JG 1a; N 8, 64f]
I-9
|
21518 |
weekblad? |
gekleed boekje:
geklejəd bikskə (Q072p Beverst)
|
weekblad met veel prenten en fotos [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
18166 |
weer genezen |
weer te goed:
wir te goei (Q072p Beverst)
|
hij is weer op zijn effen (weer genezen) [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
17575 |
weerborstel |
struif:
strūf (Q072p Beverst),
weerborstel:
wēͅrboͅsəl (Q072p Beverst)
|
valse kruin, zomaar ergens in het hoofdhaar [wersboorsel, wirborstel] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
weerlicht (Q072p Beverst),
wêrlicht (Q072p Beverst)
|
weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
wêr (Q072p Beverst),
wɛ̄r (Q072p Beverst)
|
(vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)] || weer (znw) [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
33820 |
weerstand biedend |
wreed in de muil:
vrēi̯ ęn ǝ mǭu̯ǝl (Q072p Beverst)
|
Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e]
I-9
|
21247 |
weg |
weg:
nə wēͅx, twē wēͅx (Q072p Beverst),
wēͅX (Q072p Beverst),
wɛ̄x (Q072p Beverst)
|
een weg [ZND A1 (1940sq)] || een weg, twee wegen [ZND A2 (1940sq)] || weg [RND]
III-3-1
|