19310 |
durven |
dorren:
douren (Q072p Beverst),
dōre (Q072p Beverst),
dôrə (Q072p Beverst),
hey hije dat ni doare doen (Q072p Beverst)
|
durven [ZND 25 (1937)] || Hij heeft dat niet durven doen [ZND 46 (1946)]
III-1-4
|
21418 |
duur |
duur:
dier (Q072p Beverst, ...
Q072p Beverst),
dīr (Q072p Beverst)
|
duur [ZND A2 (1940sq)] || duur (hoge kostprijs) [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
17895 |
duwen |
duwen:
dāuə (Q072p Beverst)
|
duwen [RND]
III-1-2
|
32772 |
dwarsbalkjes, egscheien |
scheien:
še.i̯ǝ (Q072p Beverst),
terwarsbalken:
tǝrwēi̯.s˱balǝkǝ (Q072p Beverst),
warsbalken:
wēi̯s˱balǝkǝ (Q072p Beverst)
|
De dunnere verbindingsstukken tussen de hoofdbalkjes van deeg. Deze kunnen ook van tanden zijn voorzien, vooral als het de oude driehoekige eg betreft. Voor de plaatsen waar men voor deze scheien geen aparte term gebruikt, zie men het lemma ''de gezamenlijke balken van de eg''. [JG 1a + 1b; N 11, 69b; N 11A, 155b; monogr.]
I-2
|
19330 |
dwarsdrijven |
terwars werken:
terwiês werke (Q072p Beverst),
warsdrijven:
wearsdrijven (Q072p Beverst)
|
Hij moet altijd dwarsdrijven (anders willen zijn dan anderen). [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19345 |
dwarsdrijver |
overrechtse, een -:
n everesse (Q072p Beverst),
terwarsdrijver:
wat ne terwie͂sdrijver (Q072p Beverst),
vregelaar:
wat ne vreigeler (Q072p Beverst),
warsdrijver:
wearsdrijver (Q072p Beverst)
|
Wat een dwarsdrijver! [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
19260 |
dwingen |
dwingen:
dwiŋə (Q072p Beverst)
|
dwingen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
21313 |
eed |
eed:
eed (Q072p Beverst),
eid (Q072p Beverst),
ēt (Q072p Beverst)
|
eed [ZND 23 (1937)] || een eed [ZND A2 (1940sq)]
III-3-1
|
33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
spoor:
spūǝr (Q072p Beverst)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
20505 |
een borrel drinken |
een borrel pakken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
’n borrel pakken (Q072p Beverst),
een drupje drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
en drĕpke dreenken (Q072p Beverst),
’n drĕpke pakken (Q072p Beverst),
een omstoten:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
einen eumstooten (Q072p Beverst)
|
druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|