e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beverst

Overzicht

Gevonden: 2943
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
heuvel, kleine hoogte hoop: n hōp (Beverst) heuvel [ZND 34 (1940)] III-4-4
hiel vers: vaas (Beverst), vâs (Beverst) hoe heet het achterdeel van de voet (fr. talon) [ZND 29 (1938)] III-1-1
hij aardt naar zijn vader hij aardt naar zijn vader: he aot noo ze vojer (Beverst) naar zijn vader aarden; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
hijgen kuimen: kɛ̄.mǝ (Beverst) [JG 1a, 1b] I-11
hik hik: dən ek (Beverst) hik [hibbik, hikkepik, hippik] [N 10 (1961)] III-1-2
hinkelblokje hinkblok: heenkblok (Beverst) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinkelen: /  hinkelen (Beverst), hinken: heenke (Beverst) / [SND (2006)] || Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken hinken: heenken (Beverst) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hinniken richelen: ręxǝlǝ (Beverst), ruchelen: rø̜xǝlǝ (Beverst) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hobbelpaard schokkepoei: /  schokkepoei (Beverst) schommelpaard [SND (2006)] III-3-2