21497 |
hartelijk |
vriendelijk:
ze hebbe os vriendelijk ontvange (Q083p Bilzen),
ze hebben os vriendelijk ontvangen (Q083p Bilzen)
|
Ze hebben ons gul (hartelijk, vriendelijk, enz) ontvangen. [ZND 24 (1937)]
III-3-1
|
22758 |
harten in het kaartspel |
harten:
hatte (Q083p Bilzen),
hatten (Q083p Bilzen),
hatten oas (Q083p Bilzen),
hattən oes (Q083p Bilzen),
dit laatste woord is ook hetzelfde voor kous
hatten o(w)us (Q083p Bilzen)
|
Harten: harten aas (in het kaartspel). [ZND 19A (1936)] || Harten: Harten is troef (kaartspel). [ZND 42 (1943)] || Harten: Harten is troef. [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
18090 |
hartinfarct |
attaque (fr.):
attak (Q083p Bilzen),
beslag:
beslaog (Q083p Bilzen)
|
Hartinfarct: bloeding in de hartspier met verstopping van de kransslagader (hartverlamming, beslag, infarct, attaque). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
21458 |
haten |
haten:
hoate (Q083p Bilzen),
hōͅtən (Q083p Bilzen),
hôte (Q083p Bilzen)
|
Haten. [ZND 01 (1922)], [ZND 26 (1937)]
III-3-1
|
32977 |
haver |
haver:
hǭvǝr (Q083p Bilzen),
ǭ.vǝr (Q083p Bilzen)
|
Avena sativa L. Men zaait ongeveer 200 kg haver per hectare. Zie afbeelding 1, b. [JG 1a, 1b; A 2, 31; L 35, 101; L lijst graangewassen, 3; Wi 50; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
33070 |
haverhok |
stuik:
stō.k (Q083p Bilzen)
|
Zie de toelichting bij het lemma ''graanhok, stuik, mandel'' (4.6.14). [N 15, 30b; JG 1b, 1c, 2c; Goossens 1963, krt. 38; monogr.]
I-4
|
33386 |
haverkist, hakselkist |
haverkist:
[haver]kis (Q083p Bilzen)
|
De kist of bak waarin men het droge voer, tegenwoordig de haver, voor het paard bewaart. Deze kist staat meestal in de voergang in de paardestal. Vroeger werden er vooral ook haksel, soms zemelen, geplette haver, kaf of melasse in bewaard. De kist kan door een tussenwand verdeeld zijn. In het ene vak bewaart men dan meestal haver, in het andere iets anders. Soms zijn er meer dan twee vakken. Achter in het lemma staan enkele benamingen bijeen voor dit tussenschot. In het lemma wordt achter de codecijfers zoveel mogelijk met een cijfer vermeld in hoeveel delen de kist verdeeld was en wat er nog meer in bewaard werd dan de in het eerste lid van de woordtypen genoemde voedselsoort. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (haver) het lemma "haver" in aflevering I.4, nr 1.2.5 [N 5A, 59c en 72b; JG 1a en 1b; monogr.]
I-6
|
20675 |
havermout |
havermout:
haevermaut (Q083p Bilzen)
|
Havermout [N 16 (1962)]
III-2-3
|
26633 |
haverpletter |
concasseur:
konkasø̜̄r (Q083p Bilzen),
havermolen:
hǭvǝr[molen] (Q083p Bilzen),
haverpletter:
hǭvǝrplɛtǝr (Q083p Bilzen)
|
Wanneer haver bedoeld was als paardevoer, moest ze geplet worden. Dit gebeurde met de haverpletter, een toestel waarin de haver tussen twee stalen rollen, een vaste en een losse, geplet werd. Zie ook afb. 91. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [Vds 237; Jan 245; Coe 223; Grof 250]
II-3
|
33994 |
haverzak |
haverzak:
(h)ǭvǝrzak (Q083p Bilzen)
|
Zak, gevuld met haver, die men een ingespannen paard omhangt om het te laten eten. [N 13, 90; monogr.]
I-10
|