17645 |
heup |
heup:
howep (Q083p Bilzen),
hoëp (Q083p Bilzen),
hōap (Q083p Bilzen)
|
de heup (zijde van het lichaam) [ZND 26 (1937)] || heup [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
18087 |
heupjicht |
gicht:
gech (?) (Q083p Bilzen),
jicht:
jèch (Q083p Bilzen)
|
flerecijn (heupjicht; Fr. sciatique) [ZND 01u (1924)] || Ischias: ontsteking van de heupzenuw, heupjicht (ischias, geschot, steek(te), pleurijs, flerecijn). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
28961 |
heupsuçon |
heupneep:
hø̄pnēp (Q083p Bilzen),
heuppince-tje:
hø̄ppɛ̃skǝ (Q083p Bilzen),
heupsuçon:
hø̄psǝson (Q083p Bilzen),
hø̄psǝsuŋ (Q083p Bilzen)
|
[N 59, 94e; N 59, 94c]
II-7
|
28938 |
heupwijdte, zitwijdte |
bassin:
basɛ̄ (Q083p Bilzen),
heupomtrek:
hø̄pemtręk (Q083p Bilzen),
kontwijdte:
kontwājtǝ (Q083p Bilzen),
votwijdte:
vūtwājtǝ (Q083p Bilzen)
|
Maat gemeten om het dikste deel van het zitvlak, met voor heren twee vingers speling tussen de maatband en het lichaam. [N 59, 44d; N 59, 44c; N 62, 2b]
II-7
|
33704 |
heuvel |
aardhoop:
ijǝthōp (Q083p Bilzen),
berg:
bɛrx (Q083p Bilzen)
|
Een kleine verhevenheid in het landschap. [L 34, 22]
I-8
|
24912 |
heuvel, kleine hoogte |
aardhoop:
(= aardhoop).
iejethoop (Q083p Bilzen),
berg:
ne berg (Q083p Bilzen),
hoogte:
heigde (Q083p Bilzen),
wōͅ ĕn uxtə (Q083p Bilzen),
ps. of toch eerste woord omspellen volgens Frings: [wo??n]?
wouin oegte (Q083p Bilzen)
|
heuvel [ZND 34 (1940)] || hoogte [ZND 01 (1922)] || wat een hoogte! [ZND 27 (1938)]
III-4-4
|
17776 |
hiel |
vers:
vaas (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
vās (Q083p Bilzen),
vās (Q083p Bilzen)
|
hak (van de voet) [ZND 01 (1922)] || Het achterste gedeelte van de voet. [N 60, 168a] || hiel (van de voet) [ZND 01 (1922)] || hiel (van den voet) [ZND 01u (1924)]
II-10, III-1-1
|
18470 |
hiel [wld ii.10, p. 7] |
vers:
vaas (Q083p Bilzen)
|
Het achterste gedeelte van de voet? (hiel?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30917 |
hielpand |
vers:
vās (Q083p Bilzen),
zijkant van de tige:
zājkant van dǝ tīš (Q083p Bilzen)
|
Het gedeelte van het boventuig dat de achterkant van de voet, het achterste deel van de zijkant van de voet en de bovenkant van de wreef bedekt. Zie afb. 18. [N 60, 17; N 60, 28]
II-10
|
18437 |
hielpand [wld ii.10, p. 24] |
vers:
Hiel.
vaas (Q083p Bilzen),
zijkant van de tige:
zaajkant v.d. tīēsj (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u het gedeelte van de schoen dat afgebeeld is op tek. 17? (hiel) [N 60 (1973)]
III-1-3
|