e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoofddoek hoofdplag: heedplag (Bilzen), heetplag (Bilzen), ē.tplax (Bilzen), plag: plax (Bilzen) Hoofdbedekking ter bescherming tegen de felle zon in de oogsttijd. De laatste opgaven van het lemma, met het type hoed, zijn allicht geen hoofddoeken, maar hoofdbedekkingen. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c] || hoofddoek [ZND 01 (1922)] || Hoofddoek (fr. fichu). [ZND 05 (1924)] I-4, III-1-3
hoofdkaas geperste kop: gəpɛrzdə koͅp (Bilzen), uu, wanneer het gehakt is  gəpāstə koͅp (Bilzen), hoofdkaas: hētkeͅis (Bilzen), hētkeͅi̯s (Bilzen), 20 jaar geleden voor alles  hētkēͅi̯s (Bilzen), gemalen (uu)  hētkeͅi̯s (Bilzen) fijn gehakt hoofdvlees, dat in vormen gestold en gezult wordt [Goossens 1a (1955)] || hoofdkaas [Goossens 1b (1960)] || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)] III-2-3
hoofdkussen hoofdkussen: ētkeͅsə (Bilzen), hētkeͅi̯sə (Bilzen), kussen: keͅsə (Bilzen), slaapkussen: sloͅpkeͅsə (Bilzen) hoofdkussen [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)] III-2-1
hoofdluis luis: lōūs (Bilzen) luis [Willems (1885)] III-4-2
hoofdpijn koppijn: kopein (Bilzen), koppaaijn (Bilzen) Hoofdpijn. Ik heb hoofdpijn. [Lk 05 (1955)] || ik heb hoofdpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
hoofdsponde grote kop: grǫwtǝ kǫp (Bilzen) De, al dan niet verwijderbare, plank aan het hoofeinde van een bed. [N 56, 178b] II-12
hoofdstel hoofdsel: ętsǝl (Bilzen), kopstuk: kǫpstęk (Bilzen) Stel van leren riemen op het hoofd van het paard als het ingespannen is. Het woordtype hoofdsel is vermoedelijk ontstaan uit hoofdstel. Loesj als simplex of als eerste lid van een samenstelling gaat terug op het Franse louche "schuin/scheel". [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 17; R 3, 60; monogr.] I-10
hoog tijd hoog tijd: oug tijd (Bilzen), oëchteit (Bilzen) Het is hoogtijd (dat we gaan). [ZND 27 (1938)] III-3-3
hoog vliegen de vorm hebben: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  z’ hébbe de form (Bilzen), hoog gaan: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ze gon haug (Bilzen) Hoe zegt men: de duiven vliegen hoog (bijv. bij mooi weer)? [N 93 (1983)] III-3-2
hoogdag hoogdag: de zin vier oëchdôâg (Bilzen), hoogtijd: doe zin vīr ougtaiə (Bilzen) Zeg in dialect: Er zijn vier hoogdagen (grote feestdagen). [ZND 27 (1938)] III-3-3