e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoos, hausse hoos/hausse: huǝs (Bilzen) Een stukje leer, met schuins afgeschalmde kanten, dat op een leest wordt gelegd. Hierdoor kan men de wreefpartij wat ruimer maken. [N 60, 188a; N 60, 187a] II-10
hoosvat tob: tǫp (Bilzen) Vat waarmee men water op de te bereiden klei giet. [N 98, 64] II-8
hop hop: (h)oep (Bilzen), hup (Bilzen) hop (28 zeer zeldzame zomervogel met opvallende vouwkuif; roep [hoep-hoep] [N 09 (1961)] || Humulus lupulus L. Een tot 4,50 meter hoge slingerplant met een ruw-knobbelige stevige stengel, die bloeit van juli tot september: de mannelijke bloemen in vaalgele pluimen, de vrouwelijke in hangende trossen van bolvormige vruchtkegels, de zogenamde hopbellen. De olieachtige stof in deze hopbellen wordt gebruikt bij de bereiding van bier. [Wi 52; monogr.] I-5, III-4-1
hor vliegendraad: vligəndroət (Bilzen) een scherm van groenen metaaldraad, dat voor de open ramen wordt geplaatst om vliegen, enz. buiten te houden [ZND 35 (1941)] III-2-1
horloge horloge: horlouzje (Bilzen), ən gō ərloužə (Bilzen), ’n gooo erloge (Bilzen) een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge [ZND 01 (1922)] III-1-3
horrelvoet klompvoet: kloĕmpvoēt (Bilzen), paardsvoet: piëdsvoēt (Bilzen) Misvormde voet (hompelvoet, horrelvoet, paardevoet, klompvoet). [N 107 (2001)] III-1-2
hotsen hotsen: hotse (Bilzen), schokken: sjokke (Bilzen), zjoekke (Bilzen) hotsen [ZND 01 (1922)] || Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, hobbelen, stokken) [N 108 (2001)] III-1-2
houden houden: ha:gə (Bilzen), hage (Bilzen), ha͂gen (Bilzen) houden [ZND A1 (1940sq)] || houden (houwen) [ZND m] || houden, houwen [ZND 01 (1922)] III-1-2
houden van liefhebben: liefhebbe (Bilzen), verliefd (volt.deelw.): verlief (Bilzen) Iemand liefhebben, gaarne zien, v. iem. houden [ZND 30 (1939)] || Liefhebben. [ZND 01 (1922)] III-3-1
houtboor houtboor: (h)ōt˱buǝr (Bilzen) In het algemeen een werktuig om ronde gaten in hout te maken. Om dit te bereiken plaatst men in de houtboor een boorijzer dat, wanneer men het laat draaien, als een kurkentrekker in het hout dringt. Daarbij worden de houtdeeltjes afgesneden en naar boven geleid, waardoor er een gat ontstaat. Zie ook het lemma ɛhoutboorɛ in Wld II.5, pag. 158.' [N 33, 133; N 53, 160a] II-12