e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleinkinderen kleinkind: kleenkind (Bilzen) kleinkind [ZND 11 (1925)] III-2-2
kleinste dier van het nest achterblijvertje: ook: ki?ningske, opruimerke  aaterbleiverke (Bilzen), koninkje: ook: aaterbleiverke, opruimerke  kiëningske (Bilzen), opruimertje: ook: ki?ningske, aaterbleiverke  opruimerke (Bilzen) Hoe noemt u het kleinste, jongste, zwakste dier van een nest [N 83 (1981)] III-4-2
kleinwerken klein goed maken: klēn gūt mǭkǝ (Bilzen), klein werk maken: klēn wɛrk mǭkǝ (Bilzen), kleine stukken maken: klēn stękǝ mǭkǝ (Bilzen) Het maken van kleine kledingstukken zoals broeken en vesten. [N 59, 194a] II-7
kleiput kot: kū.t (Bilzen) Delfplaats waar klei als grondstof voor de fabricage van bakstenen met de hand wordt gestoken of met behulp van machines wordt afgegraven. [N 98, 17; monogr.] II-8
kleischop, kleihak hak: hak (Bilzen), schoep: šuǝp (Bilzen) Schop of hak die door de kleibereider wordt gebruikt om de grondstof te mengen. [N 98, 66; monogr.] II-8
kleisteker leemsteker: lēmstē̜kǝr (Bilzen), steker: stē̜kǝr (Bilzen) Arbeider die de klei voor bakstenen, dakpannen en greswaren steekt en in voorkomende gevallen ook op het vervoermiddel laadt. [N 98, 28; monogr.] II-8
kleivoorraadplaats leemkot: lēmkuǝt (Bilzen) Plaats op het fabrieksterrein waar men de gestoken klei opslaat. De klei ondergaat daarbij al een eerste menging doordat de verschillende kleisoorten door elkaar gestort worden. Bovendien wordt de grondstof blootgesteld aan de invloed van regen en vorst waardoor ze mals wordt. [N 98, 59; monogr.] II-8
klembeugel van een kolomboormachine mandrin: mǫndrē̜ (Bilzen) Elk van de verstelbare beugels waarmee het werkstuk op de boortafel van een kolomboormachine wordt vastgezet. [N 33, 161] II-11
klemhaak bankhaak: baŋk(h)uǝk (Bilzen) Werktuig dat dient om een werkstuk op het werkbankblad vast te zetten. In de eenvoudigste uitvoering bestaat het uit een schacht waarop bijna haaks een arm is aangebracht. Om een werkstuk te klemmen wordt de schacht door een gat in het blad van de werkbank gestoken waarna het geheel met een hamer wordt vastgetikt. Zie ook afb. 56. Er bestaan ook uitvoeringen waarbij de arm scharnierend aan de schacht is bevestigd. Aan één uiteinde van de arm is dan een klemplaat aangebracht, aan het andere een draadspil. Door de draadspil aan te draaien wordt de klemplaat met grote kracht aangedrukt. [N 33, 289] II-11
klemmen in de tang zetten: ęn dǝ taŋ zętǝ (Bilzen) Een werkstuk met behulp van een lijmknecht, bankschroef, bankhaak, etc. vastzetten, bijvoorbeeld bij het lijmen. [N 53, 224a] II-12