e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kraagmantel pelerine (<fr.): pillərin (Bilzen), péllərin (Bilzen) een ouderwetse kraagmantel (pellerine?) [N 59 (1973)] III-1-3
kraagpunt haak: huǝk (Bilzen), uǝk (Bilzen), punt: pønt (Bilzen), punt van de kol: pønt van dǝ kǫl (Bilzen), tip: (mv)  tebǝ (Bilzen) Het spits toelopende uiterste deel van de legger van de kraag aan de schouderzijden, haaks op de revers. [N 59, 122b] II-7
kraakbeen knor: knor (Bilzen, ... ) kraakbeen [ZND 01 (1922)] || kraakbeen (zacht been; Fr. cartillage) [ZND 01u (1924)] III-1-1
kraaltjes kraaltjes: krelkəs (Bilzen) kraaltjes [RND] III-3-2
kraambed kinderbed: znd 1 a-m; znd 1u, 135  kendərbet (Bilzen, ... ), kinderbed (Bilzen, ... ) kraambed (in het - (ge)komen) [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] III-2-2
kraan van de metalen gierton kraan: krǭn (Bilzen) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
kraangaten kraankoter: krǭnkuǝtǝr (Bilzen) De twee gaten opzij in de molensteen waarin pinnen bevestigd kunnen worden die door de steenogen aan de onderzijde van de steenbeugels worden gestoken. [Vds 160; Jan 185; Coe 150; Grof 178] II-3
kraanvogel krienekraan: krienekraon (Bilzen), krīnəkroͅn (Bilzen), kroenekraan: kroenekroaën (Bilzen), krūnəkroͅn (Bilzen), krūnəkroͅnən (Bilzen), (geen fon doc.)  kroenekraan (Bilzen), ook: krienekraan  kroēnekraon (Bilzen) kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)] III-4-1
krabben afschrabben: ǭfrabǝ (Bilzen), kretsen: kretse (Bilzen) krabben [ZND 01 (1922)] || Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.] II-1, III-1-2
krabsel korstendeeg: kǫstǝdēx (Bilzen) Deeg dat zich aan de zijkanten en op de bodem van de trog heeft vastgezet. [N 29, 21a] II-1