18271 |
kraagmantel |
pelerine (<fr.):
pillərin (Q083p Bilzen),
péllərin (Q083p Bilzen)
|
een ouderwetse kraagmantel (pellerine?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
29061 |
kraagpunt |
haak:
huǝk (Q083p Bilzen),
uǝk (Q083p Bilzen),
punt:
pønt (Q083p Bilzen),
punt van de kol:
pønt van dǝ kǫl (Q083p Bilzen),
tip:
(mv)
tebǝ (Q083p Bilzen)
|
Het spits toelopende uiterste deel van de legger van de kraag aan de schouderzijden, haaks op de revers. [N 59, 122b]
II-7
|
17562 |
kraakbeen |
knor:
knor (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
kraakbeen [ZND 01 (1922)] || kraakbeen (zacht been; Fr. cartillage) [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
22858 |
kraaltjes |
kraaltjes:
krelkəs (Q083p Bilzen)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
20139 |
kraambed |
kinderbed:
znd 1 a-m; znd 1u, 135
kendərbet (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
kinderbed (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
kraambed (in het - (ge)komen) [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krǭn (Q083p Bilzen)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
26555 |
kraangaten |
kraankoter:
krǭnkuǝtǝr (Q083p Bilzen)
|
De twee gaten opzij in de molensteen waarin pinnen bevestigd kunnen worden die door de steenogen aan de onderzijde van de steenbeugels worden gestoken. [Vds 160; Jan 185; Coe 150; Grof 178]
II-3
|
24196 |
kraanvogel |
krienekraan:
krienekraon (Q083p Bilzen),
krīnəkroͅn (Q083p Bilzen),
kroenekraan:
kroenekroaën (Q083p Bilzen),
krūnəkroͅn (Q083p Bilzen),
krūnəkroͅnən (Q083p Bilzen),
(geen fon doc.)
kroenekraan (Q083p Bilzen),
ook: krienekraan
kroēnekraon (Q083p Bilzen)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)] || kraanvogel (114 alleen op trek; nu vrij zeldzaam; in grote V-vormige troepen overvliegend; alleen in Oost-Brabant; overnachtend bij vennen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
afschrabben:
ǭfrabǝ (Q083p Bilzen),
kretsen:
kretse (Q083p Bilzen)
|
krabben [ZND 01 (1922)] || Met een krabber of andere hulpmiddelen de geweekte varkensharen verwijderen. Door het krabben wordt een zeer dun laagje van de opperhuid eveneens verwijderd. [N 28, 27; monogr.]
II-1, III-1-2
|
25550 |
krabsel |
korstendeeg:
kǫstǝdēx (Q083p Bilzen)
|
Deeg dat zich aan de zijkanten en op de bodem van de trog heeft vastgezet. [N 29, 21a]
II-1
|