17771 |
been |
been:
been (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen)
|
been [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)]
III-1-1
|
17561 |
been, beenderen |
been:
beenen (Q083p Bilzen),
knook:
kniêk (Q083p Bilzen),
kniëk (Q083p Bilzen),
knoëk (Q083p Bilzen)
|
been [ZND 01 (1922)] || beenderen (op het kerkhof) [ZND 21 (1936)]
III-1-1
|
20193 |
beenderen op het kerkhof |
benen:
znd 21, 009c
beenen (Q083p Bilzen),
knook/knoken (ev./mv.?):
znd 21, 009c
kniek (Q083p Bilzen)
|
beenderen (op het kerkhof) [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
33898 |
beervoetigheid |
(het) staat door:
stē duɛ.r (Q083p Bilzen)
|
Beervoetige stand, een afwijking, waarbij de kootas naar voren is gebroken door het achterwaarts doorzakken van de koot, zodat de vetlok met de bodem in aanraking komt. [JG 1a, 1b; N 8, 93b]
I-9
|
25053 |
beetje, een weinig |
kwakkel:
kvakəl (Q083p Bilzen)
|
onbepaalde kleine hoeveelheid (kwakkel) [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
18536 |
bef |
borstlap:
bóslàp (Q083p Bilzen),
devant (fr.):
n\\ witten d\\vå–
dəva͂o͂ (Q083p Bilzen),
volant (fr.):
Fr. volant, devant
vólaŏ (Q083p Bilzen)
|
een bef [N 59 (1973)]
III-1-3
|
19462 |
begane grond, benedenverdieping |
gelijkvloer:
gəleijkvlur (Q083p Bilzen),
onder:
ondər (Q083p Bilzen)
|
begane grond, gelijkvloers [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
18886 |
begeerlijk |
begeerlijk:
begieërlik (Q083p Bilzen)
|
begerig [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
32717 |
beginvoren in het midden |
rug:
ręx (Q083p Bilzen)
|
Bedoeld worden de eerste (2, 4 of 6) voren die men midden op de akker of op een pand tegen elkaar aan slaat, als deze bijeengeploegd moet worden. Men kan deze voren, vooral als het laaggelegen of natte grond betreft, bewust wat hoger opploegen, om een rond akker- of pandoppervlak te krijgen. [N 11, 60; N 11A, 119c; JG 1a + 1b]
I-1
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begrefenis (Q083p Bilzen)
|
begrafenis; een schoone - [ZND 32 (1939)]
III-2-2
|