21263 |
motor |
moteur:
moͅtø͂ͅr (Q083p Bilzen)
|
motor [RND]
III-3-1
|
25130 |
motregen, fijne regen |
motregen:
motrenger (Q083p Bilzen)
|
stofregen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
25100 |
motregenen, licht regenen |
fiezelen:
heel fijne regen
fīzələ (Q083p Bilzen),
motregenen:
`t motrenger (Q083p Bilzen),
t motregert (Q083p Bilzen),
zeveren:
`t zeevert (Q083p Bilzen)
|
Motregenen. Vertaal in uw dialect: motregenen, het motregent (regenen met heel fijne druppels). [ZND 49 (1958)] || stofregenen [ZND 38 (1942)]
III-4-4
|
28779 |
mousseline |
mousseline:
musǝlin (Q083p Bilzen)
|
Los geweven stof van katoen, wol of zijde, genoemd naar de stad Mosoel in Turkije. [N 62, 75e; N 62, 75c; N 62, 83; N 62, 98; N 59, 201; MW; monogr.]
II-7
|
25664 |
mout |
mout:
māt (Q083p Bilzen)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
18264 |
mouw |
mouw:
mou (Q083p Bilzen),
mouw (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
mǫw (Q083p Bilzen),
twij mauwen (Q083p Bilzen),
Korte mouw: mauwke. t êrmskoet: de opening voor de mouw.
mauw (Q083p Bilzen)
|
de mouw [N 59 (1973)] || een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || Hoe noemt U in het algemeen een mouw? [N 62 (1973)] || mouw [ZND 01 (1922)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] || Mouw van bijv. een colbert of japon. [N 59, 126; N 62, 34a; MW]
II-7, III-1-3
|
29063 |
mouwkop |
kop:
kǫp (Q083p Bilzen),
mouwkop:
mǫwkǫp (Q083p Bilzen)
|
Het gedeelte van de mouw van het colbert dat in de armsgatuitsnijding wordt ingewerkt. [N 59, 128]
II-7
|
28935 |
mouwlengte |
mouwlengte:
mǫwlɛŋtǝ (Q083p Bilzen)
|
Dames- en herenmaat, genomen bij en na de halve rugbreedte en de ellebooglengte. Zie afb. 25. [N 59, 47a; N 62, 2b]
II-7
|
29070 |
mouwomslag, manchet |
boord:
buǝt (Q083p Bilzen),
manchet:
mõ̜šęt (Q083p Bilzen)
|
Verlengstuk aan het einde van een mouw; vaak afzonderlijk, en dan al of niet aan de mouw vastgemaakt. [N 62, 34d; N 59, 134; MW]
II-7
|
28903 |
mouwplank |
mouwplank:
mǫwplaŋk (Q083p Bilzen),
mouwplankje:
mǫwplɛŋkskǝ (Q083p Bilzen)
|
De mouwplank gebruikt men voor het openpersen van de mouwnaden; zij wordt daartoe in de mouwen gestoken. De informant van L 416 zegt een mouwplank met één poot te gebruiken. Zie ook het lemma ɛpersplankɛ. Zie afb. 16.' [N 59, 19d]
II-7
|