18909 |
nauwgezet; nauwgezet persoon |
correct:
van een persoon
krék (Q083p Bilzen),
fel:
é is fél (Q083p Bilzen),
puntig:
é is pintĭĕch (Q083p Bilzen),
ət wérrək is pĭĕntəch (Q083p Bilzen),
zeker:
van een persoon
zéəkər (Q083p Bilzen)
|
Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND]
III-1-4
|
17766 |
navel |
buiknagel:
bouknoagel (Q083p Bilzen)
|
Navel (Fr. nombril). [ZND 05 (1924)]
III-1-1
|
20361 |
neef |
neef:
nééf (Q083p Bilzen),
néəf (Q083p Bilzen)
|
neef [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
29713 |
neerslaan |
omkippen:
emkepǝ (Q083p Bilzen),
uit de vorm schoggelen:
ǫwt ˲dǝ vø̜rm šǫgǝlǝ, žugǝlǝ (Q083p Bilzen)
|
De gevulde kleivormen met behulp van de klapstoel op steenplankjes omkeren. Bij alle opgaven hoort stenen, brikken, etc. als object. [monogr.; N 98, 85 add.; N 98, 86 add.] || De vormbakken op de droogplaats omkeren, zodat de vormelingen met de afgestreken zijde op de bezande bodem komen te liggen. In L 381 noemde men een rij van een bepaalde lengte, ongeveer twaalf omgekeerde vormen, een slag (ēlāx) - Donkers, pag. 62. [N 98, 96; monogr.]
II-8
|
29726 |
neerslager |
afdrager:
ǭf˱drē̜gǝr (Q083p Bilzen)
|
Arbeider die de gevulde vormbakken omkeerde op de droogplaats. [N 98, 97; monogr.]
II-8
|
24347 |
neet, luizenei |
neet:
nīt (Q083p Bilzen)
|
neet, luize-ei [ZND A1 (1940sq)]
III-4-2
|
18042 |
negenoog |
negenoog:
nieëgeoog (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
niëgenoog (Q083p Bilzen),
niëgeoog (Q083p Bilzen),
zevenoog:
ziëvenoog (Q083p Bilzen),
ziëveoog (Q083p Bilzen)
|
negenoog (bloedzweer, fr. juroncle) [ZND 05 (1924)], [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
17629 |
nek |
hals:
a.ls (Q083p Bilzen),
nak:
nak (Q083p Bilzen),
nek:
nak (Q083p Bilzen)
|
Nek: achterste deel van de hals [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
17905 |
nemen, pakken |
nemen:
niĕme (Q083p Bilzen),
pakken:
pakke (Q083p Bilzen),
pakə (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
nemen komt volgens de informant niet voor.
pakken (Q083p Bilzen)
|
nemen [ZND 25 (1937)] || pakken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
30801 |
nerfkant |
nerf:
nɛrf (Q083p Bilzen),
nerfkant:
nɛrfkant (Q083p Bilzen)
|
De kant van de huid waar het haar heeft gezeten. [N 60, 3a; N 60, 3c; N 36, 2a]
II-10
|