31058 |
opprikken |
de steken meer doen uitkomen:
dǝ stikǝ męjr dun awtkuǝmǝ (Q083p Bilzen)
|
Het met behulp van een steekopzetter of roulette meer zichtbaar maken van de steken in de rand. [N 60, 124b]
II-10
|
18030 |
oprispen |
rupselen:
repsele (Q083p Bilzen)
|
oprispen [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
18031 |
oprisping |
rupsel:
repsel (Q083p Bilzen)
|
oprisping [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
31429 |
opruimer, ruimijzer, handspitsboor |
ruimer:
rø̜jmǝr (Q083p Bilzen),
wring:
vręŋ (Q083p Bilzen),
wringijzer:
vręŋęjzǝr (Q083p Bilzen)
|
In het algemeen een werktuig om geboorde gaten ruimer te maken of te zuiveren. Er bestaan verschillende uitvoeringen van het ruimijzer. Vaak is het uitgevoerd als een lange, priemvormige, piramidale staaf van gehard staal. De doorsnede van het werktuig is dan meestal vijfhoekig, maar er bestaan ook kortere, kegelvomige ruimijzers waarin verschillende, naar de top toe lopende groeven gevijld zijn, die een snijdend effect veroorzaken. De opruimer kan in de boormachine worden gespannen met of de hand worden gedraaid. In het laatste geval wordt het werktuig dan soms geplaatst in een wringijzer, een staaf met in het midden een vierkant, verstelbaar gat. Zie ook afb. 131. [N 33, 136; N 33, 144; N 33, 163; N 33, 337; N 64, 64; N 66, 17f; monogr.]
II-11
|
17866 |
opschuiven |
opschuiven:
opsjoojve (Q083p Bilzen),
opwaarts gaan:
obbers gon (Q083p Bilzen),
opwaarts schuiven:
obbers sjoojve (Q083p Bilzen),
verteren, zich -:
Scherts., niet alg.
zich verteiere (Q083p Bilzen)
|
Opschuiven: in zijwaartse richting schuiven (opschikken, schavielen, opschuiven, opzij gaan) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
26401 |
opspie |
spieën/spijen:
spiǝ (Q083p Bilzen),
vastspieën/-spijen:
vasspiǝ (Q083p Bilzen)
|
De naaf van het molenrad met wiggen op de molenboom vastzetten. [Vds 66; Jan 72; Coe 60]
II-3
|
34020 |
opstaan |
allez-hop:
alē hǫp (Q083p Bilzen)
|
Voermansroep om het paard op te doen staan. [N 8, 95j]
I-10
|
33152 |
opstapelen van graanzakken |
op een hoop leggen:
ǫp nǝn ōp lęgǝ (Q083p Bilzen)
|
Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24]
I-4
|
33078 |
opsteken van de schoven |
opsteken:
ǫpstē̜.kǝ (Q083p Bilzen)
|
Het op de oogstkar laden van de gedroogde schoven. Dit gebeurt door twee personen, de één, de opsteker (zie het lemma ''opsteker'', 5.1.4) steekt de schoven met een oogstgaffel van het hok naar de kar omhoog, waar de ander, de tasser (zie het lemma ''tasser op de wagen'', 5.1.5) de schoven aanneemt en in lagen (zie het lemma ''laag schoven op de wagen'', 5.1.7) op de oogstkar tast. Vergelijk ook het lemma ''hooi opladen'' (5.1.5) in aflevering I.3.' [JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
17900 |
optillen |
heffen:
hefə (Q083p Bilzen),
#NAME?
hɛfə (Q083p Bilzen),
lichten:
lichte (Q083p Bilzen),
oplichten:
oplīchtə (Q083p Bilzen),
òpliXtə (Q083p Bilzen)
|
dat kan ik opheffen [ZND 26 (1937)] || heffen (hij hief op) [ZND 01 (1922)] || opheffen, tillen [ZND A1 (1940sq)] || optillen [RND]
III-1-2
|