22755 |
roep bij verstoppertje spelen |
het is gedaan:
tis gedont (Q083p Bilzen),
kom:
kom (Q083p Bilzen)
|
Wat roepen de kinderen als ze verborgen zijn? [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
34546 |
roep- en lokwoord voor de eend |
wiele, wiele:
wīlǝ, wīlǝ (Q083p Bilzen)
|
[L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.]
I-12
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
tjiep, tjiep:
tjep, tjep (Q083p Bilzen),
tsjiep, tjsiep, tsjiep:
tšep, tšep, tšep (Q083p Bilzen)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|
34529 |
roep- en lokwoord voor het kuiken |
kloek:
kluk (Q083p Bilzen),
sjiep, sjiep, sjiep:
šep, šep, šep (Q083p Bilzen)
|
[N 19, 44b; A 6, 2c; L 47, 9b; VC 12 2o -r-; monogr.]
I-12
|
22122 |
roepen van de duiven |
roepen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
roeppe (Q083p Bilzen)
|
Hoe zegt men: het roepen van de duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20819 |
roeren |
roeren:
riere (Q083p Bilzen),
rieren (Q083p Bilzen)
|
In de soep roeren. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
25088 |
roest |
roest:
ps. omgespeld volgens IPA.
roͅs (Q083p Bilzen)
|
roest [ZND 06 (1924)]
III-4-4
|
19441 |
roestplek |
ijzermaal:
ijzermol (Q083p Bilzen),
roest in gouw
ɛizərmól (Q083p Bilzen),
roestplek:
rosplak (Q083p Bilzen)
|
roestplek [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
19410 |
roet |
kruis:
krūs (Q083p Bilzen),
roet:
rut (Q083p Bilzen)
|
rookzwart onderaan een ketel [ZND 36 (1941)]
III-2-1
|
21095 |
rog |
rog:
(rec.)
reg (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u de rog: een kraakbeenvis met een afgeplat schijfvormig lichaam. Het voorste deel van het lichaam (romp en borstvinnen) vormt een ronde tot vierkante schijf. Het lichaam eindigt in een lange dunne staart. De staart draagt twee rugvinnen. Aan de [N 83 (1981)]
III-2-3
|