25394 |
schrabsel |
schrapsel:
šrapsǝl (Q083p Bilzen)
|
De afgekrabde opperhuid met haren. De lange haren worden soms bewaard en tot borstels e.d. verwerkt of verkocht. [N 28, 29; monogr.]
II-1
|
18133 |
schram |
krets:
Door nagels.
krêts (Q083p Bilzen),
kretsje:
Door nagels.
krêtske (Q083p Bilzen),
schrap:
Schram.
sjraep (Q083p Bilzen)
|
Schram: streepvormige, zeer ondiepe verwonding van de bovenhuid (kras, schram, krab, krets). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18136 |
schrammen |
kretsen:
krêtse (Q083p Bilzen),
zich krêtse (Q083p Bilzen),
schrapen:
sjraepe (Q083p Bilzen),
zich sjraepe (Q083p Bilzen)
|
Schrammen: de bovenhuid zeer licht openrijten (schrammen, (s)krassen, krabbe(le)n). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
30260 |
schranken |
kapotbreken:
kǝpǫt˱brē̜kǝ (Q083p Bilzen),
kapottrekken:
kǝpǫttrękǝ (Q083p Bilzen),
uitereentrekken:
ǫwtǝrētrękǝ (Q083p Bilzen)
|
Gezegd van een kozijn dat uit het haaks verband zakt. [N 55, 17b]
II-9
|
30259 |
schranklatten |
steunlatten:
stø̄nlatǝ (Q083p Bilzen)
|
Dwarslatten die overhoeks op stijl en bovendorpel van het kozijn gespijkerd worden om te voorkomen dat het tijdens het vervoer uit de haakse stand zakt. De schranklatten worden verwijderd nadat het kozijn in de muur is ingemetseld. [N 55, 17a-b; monogr.]
II-9
|
31886 |
schrapen |
krabben:
krabǝ (Q083p Bilzen)
|
Een stuk hout met het schraapstaal bestrijken ten einde het zuiver glad te maken. [N 53, 156]
II-12
|
31053 |
schrapglas |
vensterglas:
venstǝrglǭs (Q083p Bilzen)
|
Het stuk glas waarmee men schrapt. Om de rand van zool en hak effen te krijgen schraapte men het leer af met een stukje glas, dat men op een curieuze manier, door er een bepaald keepje in te geven, rond wist af te breken (Liedmeier, pag. 23). [N 60, 119b; N 60, 119c]
II-10
|
31052 |
schrappen |
zool afkretsen:
zuǝl ǭfkrɛtsǝ (Q083p Bilzen)
|
Met schrapglas de zool- en hakrand gladmaken. [N 60, 119a]
II-10
|
17947 |
schrede |
trede:
trèt (Q083p Bilzen)
|
een schrede (zover men ineens kan stappen) [ZND 42 (1943)]
III-1-2
|
21368 |
schreeuwen |
keken:
kē̜.kǝ (Q083p Bilzen)
|
Het schreeuwen van een varken ten teken van honger of bij het slachten. [N 19, 24; JG 1a, 1b; N 76, 33; monogr.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|