25375 |
stuiptrekken |
spartelen:
spatǝlǝ (Q083p Bilzen)
|
Als de slachter het dier geschoten en gestoken heeft, blijft het nog enige tijd spartelen ten gevolge van het onwillekeurig samentrekken der spieren. [N 28, 16; monogr.]
II-1
|
25376 |
stuiptrekking |
doodskrampen:
dawetskrampǝ (Q083p Bilzen)
|
Het onwillekeurig samentrekken der spieren dat optreedt nadat het dier is geschoten en gestoken. [N 28, 16]
II-1
|
25198 |
stuiven van droog zand of stof |
stubben:
stebben (Q083p Bilzen)
|
stuiven [ZND 07 (1924)]
III-4-4
|
20847 |
suiker |
suiker:
sukker (Q083p Bilzen)
|
suiker [ZND 07 (1924)]
III-2-3
|
20543 |
suikerklontje |
kletsje:
e klètsje (Q083p Bilzen),
kletsje suiker:
e klètsje soekker (Q083p Bilzen)
|
een blokje suiker [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20358 |
suikeroom |
suikernonk:
sukernunk (Q083p Bilzen)
|
suikeroom [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
17978 |
sukkelen |
kwakkelen:
kwêkkele (Q083p Bilzen),
op de sukkel zijn:
op de siggel zin/zien (Q083p Bilzen),
sukkelen:
siggele (Q083p Bilzen)
|
Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
28954 |
suçon, suçonnaad |
neep:
nēp (Q083p Bilzen),
pince-tje:
pɛ̃skǝ (Q083p Bilzen),
suçon:
søson (Q083p Bilzen),
sǝson (Q083p Bilzen),
sǝsuŋ (Q083p Bilzen)
|
Insnijding of inneming om lijn in een stuk te krijgen. Puntnaad in het algemeen. [N 59, 94a; monogr.]
II-7
|
18126 |
syfilis |
druiper:
den drèpper (Q083p Bilzen),
syfilis:
siffelis (Q083p Bilzen)
|
Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte, syfilis). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
20951 |
taai stuk vlees |
leren thijs:
das laeren taajs: veelal gezegd v. andere taaie gerechten b.v. vlees
laeren taajs (Q083p Bilzen)
|
taaie pannenkoek, zonder gist gebakken [N 16 (1962)]
III-2-3
|