31062 |
uitpoetsen |
uitpoetsen:
awtputsǝ (Q083p Bilzen)
|
Het met diverse uitpoetsmiddelen bewerken van de schoenen of polijsten van de randen. [N 60, 131b]
II-10
|
31064 |
uitpoetsinkt |
blink:
blęŋk (Q083p Bilzen)
|
Leersmeersel dat in recentere tijd het zwartsel is gaan vervangen. De woordtypen wasinkt en was wijzen erop dat de uitpoetsinkt in deze gevallen op een basis van was berust. [N 60, 132b; N 60, 132a]
II-10
|
31144 |
uitpoetsmachine |
uitpoetsmachine:
awtputsmǝšin (Q083p Bilzen)
|
De machine waarmee men poetst. Meestal is deze gecombineerd met de schuur- en schrooimachine. De informant van Q 253 geeft de volgende beschrijving van een poetsmachine: "De machine bestaat uit een geraamte met een elektrisch aangedreven as van ongeveer 1,50 m lengte met een stel borstels en daarachter en daaronder stofafzuigkappen. Op de as zijn, om de zowat 15 cm, verschillende rollen gemonteerd. Meestal gaat het om een stalen borstel, een of meerdere schuurrollen, een rol bestaande uit op elkaar geperste leerschijven, een gewone borstel, een rol van op elkaar geperste schijven uit doek. Op ieder uiteinde van de as is er telkens een frees om de randen van de schoen te effenen." Zie ook het lemma gecombineerde machine. [N 60, 243a]
II-10
|
31068 |
uitpoetswas |
was:
was (Q083p Bilzen)
|
De zwarte, bruine of gele was waarmee men de hakken en zijkanten van zolen inwrijft. Het is het laatste werk dat een schoenmaker aan de schoenen te doen heeft: het uitpoetsen van het onderwerk. [N 60, 134a]
II-10
|
21445 |
uitschelden |
morren:
morren (Q083p Bilzen),
verwijten:
verwijten (Q083p Bilzen)
|
Op iem. schelden, iem. uitschelden. Geef de gemeenzame uitdrukkingen op en zet tussen twee haakjes welke als "gemeen"of "plat"beschouwd worden. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
25770 |
uitslaan |
ten goede uittekenen:
tǝguj ǫwttēkǝnǝ (Q083p Bilzen),
uittekenen op grootte:
ǫwttēkǝnǝ ǫp ˲grødǝ, grøtǝ (Q083p Bilzen)
|
Vóór het maken van een trap een plattegrond ervan op ware grootte tekenen, bijvoorbeeld op een schot of op de vloer. Met uitzondering van de rechte steektrap wordt voor iedere trap altijd een plattegrond getekend. [N 55, 95a]
II-9
|
30387 |
uitslag |
grondplan:
grǫntplan (Q083p Bilzen)
|
Tekening op ware grootte van een trap. [N 55, 95b]
II-9
|
18108 |
uitslag onder de neus |
neuszweer:
Niet alg.
naoszwaer (Q083p Bilzen),
zweren:
zwaere (onder de naos) (Q083p Bilzen)
|
Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast, uitslag, zweren). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
22343 |
uitsliepen |
uitlachten:
iemand uitloagte (Q083p Bilzen),
uitsliepen:
iemand o[u}tslīpən (Q083p Bilzen)
|
Iemand uitslijpen (uitlachen door met de twee wijsvingers over elkaar te wrijven; wat wordt daarbij gezegd?) [ZND 06 (1924)]
III-3-2
|
32416 |
uitspannen |
afspannen:
ǭfspanǝ (Q083p Bilzen),
uitspannen:
ǫu̯.tspanǝ (Q083p Bilzen)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|