e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vee houden houden: hāgǝ (Bilzen) Het houden van vee in het algemeen. De opbjecten "vee", "beesten", "koeien" e.a. worden in dit lemma niet gedocumenteerd. [N Q, 10a] I-11
veearts artist: artis (Bilzen), meester: mē.stǝr (Bilzen) [JG 1a, 1b; Vld.; monogr.] I-11
veel drinken slokken: sloekke (Bilzen), zuipen: zou̯pen (Bilzen) veel en met graagte drinken (loeriën) [N 80 (1980)] || zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)] III-2-3
veel te wijde broek broek voor een dikbuik: ən brŏĕk vör nən dikbouk (Bilzen), broek voor een dikke: ən brŏĕk vör (nə mins mét) nən dikkə (bouk) (Bilzen), broek voor een gezette: ən brŏĕk vör nə gezàttə mins (Bilzen), broek voor een mens met een dikke buik: ən brŏĕk vör (nə mins mét) nən dikkə (bouk) (Bilzen), broek wat te hol is: brŏĕk wao tə (h)ôel és (Bilzen), te holle broek: tə (h)ôelə brŏĕk (Bilzen) een broek voor een gezet figuur [N 59 (1973)] || een veel te wijde broek [N 59 (1973)] III-1-3
veelvraat doorjager: dérjaoger (Bilzen) iemand die gulzig is, gulzigaard [N 80 (1980)] III-2-3
veer pen: pen (Bilzen), pluim: ploëm (Bilzen), verankering: vǝraŋkǝreŋ (Bilzen) Staaf ijzer die de verbinding vorm tussen enerzijds de buitenmuur met daarop de schieter en anderzijds de binnenmuur, vloer, gording etc. De veer is aan een uiteinde van een oog voorzien en aan de andere zijde plat uitgesmeed. De schieter wordt door het oogvormige uiteinde van de veer gestoken dat buiten de buitenmuur uitsteekt. Het plat uitgesmede gedeelte van de veer wordt met behulp van spijkers op de bovenkant van de balk of op het zijvlak ervan vastgezet. Zie ook afb. 72. [N 31, 38b; N 54, 124c; monogr.] || veer, veder [Willems (1885)] || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)] II-9, III-4-1
veerpasser passer met schroef: pɛstǝr męt šrūf (Bilzen), vastzetpasser: vas˱zętpɛstǝr (Bilzen) In het algemeen een passer waarvan de benen door een stalen veer met elkaar verbonden zijn. Tussen beide benen, die recht of krom kunnen zijn uitgevoerd, is een stelschroef aangebracht. Er bestaan ook veerpassers waarbij beide benen met een veer en een scharnier met elkaar verbonden zijn. Zie ook de lemmata "steekpasser" en "krompasser" en afb. 81. [N 33, 252g; N 66, 1b] II-11
veestapel beesten: bęi̯stǝ (Bilzen) Al het vee dat op een boerenbedrijf aanwezig is. Vergelijk het lemma ''vee'' (13.11) in deze aflevering. [JG 1a, 1b] I-11
veevoer verzamelen repen: rē.pǝ (Bilzen), rēpǝ (Bilzen) Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.] I-11
vegen, keren keren: kēərə (Bilzen), uitkeren: oͅu̯tkērə (Bilzen) de vloer vegen, keren (zonder water) [ZND 34 (1940)] III-2-1