22413 |
vishengel |
hengelroede:
ɛn hèngelrie (Q083p Bilzen),
roede:
rie (Q083p Bilzen),
ɛn rie (Q083p Bilzen),
visgarde:
ɛn vèsgiëd (Q083p Bilzen),
vislijn:
vèslaajn (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
visroede:
vesrie (Q083p Bilzen),
visrī (Q083p Bilzen),
vèsrie (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
ɛn vèsrie (Q083p Bilzen)
|
Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] || het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22414 |
vissnoer |
lijn:
de laajn (Q083p Bilzen),
snoer:
snoêr (Q083p Bilzen),
vislijn:
vèslaajn (Q083p Bilzen),
ɛn vèslaajn (Q083p Bilzen)
|
een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
22417 |
visvangst |
portie:
ɛn (heil) poëse (Q083p Bilzen),
roffel:
(ɛn roeffel) (Q083p Bilzen),
vangst:
vangs (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen)
|
alles wat men vangt bij het vissen [vangst, rafel] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
30189 |
vitsen |
vitsen:
fetsǝ (Q083p Bilzen)
|
Vlechtwerk vervaardigen voor de wanden van gebouwen met vakwerk. In L 318b werd dit werk verricht door de 'tuiner' ('tȳnǝr'). In een aantal plaatsen, bijvoorbeeld in Q 111, leverde ook de strodekker gevlochten wanden voor de huizenbouw. In Q 83 gebruikte men 'hondshout' ('hǫnshōt'), een makkelijk te klieven houtsoort, voor het vlechtwerk van lemen huizen. Zie ook het lemma 'Reephout'. [N 4A, 53g; N F, 56a; monogr.]
II-9
|
20727 |
vlaai |
vlaai:
In Enq. Willems 1887, nog "vlooj
vloj (Q083p Bilzen)
|
vla, bekend cirkelvormig gebak met vulling [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20730 |
vlaai met deegdeksel |
vlaai:
vloï (Q083p Bilzen),
vlaai met deksel:
vloj mèt dèksel (Q083p Bilzen)
|
een dikke appeltaart met deksel [ZND 32 (1939)] || vla met deksel van deeg [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20731 |
vlaai met reepjes deeg |
vlaai met richeltjes:
vloj mèt richelkes (Q083p Bilzen)
|
vla waaover kruislings reepjes van deeg zijn gelegd [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21111 |
vlaaivulling |
vlaaispijs:
vlojspaajs (Q083p Bilzen)
|
vruchtenmoes dat op de vla gesmeerd wordt [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21424 |
vlaams |
diets:
dits (Q083p Bilzen),
he kan dits kallen (Q083p Bilzen),
vlaams:
vlaams (Q083p Bilzen),
vlōͅms (Q083p Bilzen)
|
Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || vlaams [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24266 |
vlaamse gaai |
markolf:
merkif (Q083p Bilzen),
mIerkef, —kof (Q083p Bilzen)
|
gaai (34 blauwe veertjes in vleugel; kan veertjes opzetten; hele jaar in bossen; soms in troepjes op trek; echte schreeuwlelijk; ook tam te maken [N 09 (1961)] || vlaamse gaai [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|