e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
weerlichten daar is onweer in de lucht: dao es onwêr en de log (Bilzen), flitsen: flitsen (Bilzen) weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weerlichtx weerlicht: wêrlich (Bilzen), zeebrand: zeibrant (Bilzen) bliksem [ZND 01 (1922)] || weerlichten [ZND 21 (1936)] III-4-4
weersgesteldheid weer: vēͅr (Bilzen), wēͅr (Bilzen) (vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)] || weer (znw) [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
weerstand biedend hel in de muil: hɛl ęn dǝ mǫu̯l (Bilzen), sterk in de muil: stɛrǝk ęn dǝ mǫu̯l (Bilzen) Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e] I-9
weg weg: vēͅX (Bilzen), we͂ëg (Bilzen), wɛ̄x (Bilzen), ənə vēͅx, twei vēͅx (Bilzen) een weg [ZND A1 (1940sq)] || een weg, twee wegen [ZND A2 (1940sq)] || weg [RND], [ZND 01 (1922)] III-3-1
weggrissen ritsen: ritse (Bilzen), roffen: Ruw.  roeffe (Bilzen), snappen: Vlug.  snappe (Bilzen), vortritsen: Van mensen, ervan onder muizen.  voertritse (Bilzen), vortsnappen: Vlug.  voertsnappe (Bilzen), Weggraaien.  voertsjaare (Bilzen) Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien, klauwen) [N 108 (2001)] III-1-2
wegkwijnen achteruitgaan: (fèl) aateraut gon (Bilzen), krimpen: Niet alg.  krimpe (Bilzen) (Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke ((weg)kwijnen, (weg)kwelen, afteren, aflopen, achteruit gaan). [N 107 (2001)] III-1-2
wegsnijden afdunnen: ǭfdenǝ (Bilzen), de inleg afsnijden: dǝn ęnlęx ǭfsnājǝ (Bilzen), de inleg vortsnijden: dǝn ęnlęx vurtsnājǝ (Bilzen), de naad vortsnijden: dǝ nuǝt vurtsnājǝ (Bilzen), het bezetsel vortsnijden: ǝt bǝzętsǝl vurtsnājǝ (Bilzen) Wegsnijden van de naadinleg, kanten afdunnen. [N 59, 117b] II-7
wei wei: (Bilzen, ... ) Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.] I-11, I-8
weinig voederen weinig voederen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  weinig voēre (Bilzen) Hoe heet verder in Uw dialect: weinig voederen? [N 93 (1983)] III-3-2