25112 |
weerlichten |
daar is onweer in de lucht:
dao es onwêr en de log (Q083p Bilzen),
flitsen:
flitsen (Q083p Bilzen)
|
weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
wêrlich (Q083p Bilzen),
zeebrand:
zeibrant (Q083p Bilzen)
|
bliksem [ZND 01 (1922)] || weerlichten [ZND 21 (1936)]
III-4-4
|
25206 |
weersgesteldheid |
weer:
vēͅr (Q083p Bilzen),
wēͅr (Q083p Bilzen)
|
(vuil, slecht) weer [ZND 08 (1925)] || weer (znw) [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
33820 |
weerstand biedend |
hel in de muil:
hɛl ęn dǝ mǫu̯l (Q083p Bilzen),
sterk in de muil:
stɛrǝk ęn dǝ mǫu̯l (Q083p Bilzen)
|
Hard in de bek, minder gevoelig voor de toom. Het paard verzet zich tegen het trekken, vooral bij het begin van een nieuw of lang niet gedaan werk, of als het hard moet trekken. [N 8, 64e]
I-9
|
21247 |
weg |
weg:
vēͅX (Q083p Bilzen),
we͂ëg (Q083p Bilzen),
wɛ̄x (Q083p Bilzen),
ənə vēͅx, twei vēͅx (Q083p Bilzen)
|
een weg [ZND A1 (1940sq)] || een weg, twee wegen [ZND A2 (1940sq)] || weg [RND], [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
17907 |
weggrissen |
ritsen:
ritse (Q083p Bilzen),
roffen:
Ruw.
roeffe (Q083p Bilzen),
snappen:
Vlug.
snappe (Q083p Bilzen),
vortritsen:
Van mensen, ervan onder muizen.
voertritse (Q083p Bilzen),
vortsnappen:
Vlug.
voertsnappe (Q083p Bilzen),
Weggraaien.
voertsjaare (Q083p Bilzen)
|
Snel wegnemen (grissen, ritsen, keuteren, graaien, klauwen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
17979 |
wegkwijnen |
achteruitgaan:
(fèl) aateraut gon (Q083p Bilzen),
krimpen:
Niet alg.
krimpe (Q083p Bilzen)
|
(Weg)kwijnen: langzaam achteruitgaan, gezegd van een zieke ((weg)kwijnen, (weg)kwelen, afteren, aflopen, achteruit gaan). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
29050 |
wegsnijden |
afdunnen:
ǭfdenǝ (Q083p Bilzen),
de inleg afsnijden:
dǝn ęnlęx ǭfsnājǝ (Q083p Bilzen),
de inleg vortsnijden:
dǝn ęnlęx vurtsnājǝ (Q083p Bilzen),
de naad vortsnijden:
dǝ nuǝt vurtsnājǝ (Q083p Bilzen),
het bezetsel vortsnijden:
ǝt bǝzętsǝl vurtsnājǝ (Q083p Bilzen)
|
Wegsnijden van de naadinleg, kanten afdunnen. [N 59, 117b]
II-7
|
33663 |
wei |
wei:
wē (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.] || In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-11, I-8
|
21960 |
weinig voederen |
weinig voederen:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.
weinig voēre (Q083p Bilzen)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: weinig voederen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|