e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wimper wimper: wimpers (Bilzen) lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)] III-1-1
wind scheet: ənə šīt (Bilzen) een scheet [ZND A1 (1940sq)] III-1-1
wind (alg.) wind: veͅnt (Bilzen), went (Bilzen), weͅnt (Bilzen, ... ), wind (Bilzen, ... ) wind [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)], [ZND 13 (1925)], [ZND A1 (1940sq)] III-4-4
winddroog winddroog: węnt˱dręjx (Bilzen) Gezegd van metselstenen die aan de oppervlakte droog en inwendig nat zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Metselstenen bevochtigen'. [N 31, 13b] II-9
winde winde: węn (Bilzen) Winde waarmee in geval van een getand sluisijzer de sluisdeur op- of afgedraaid kan worden. Zie ook afb. 68 en 69 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 45; Jan 42; Coe 28; Grof 63] II-3
windwervels mannetjes: mɛnǝkǝs (Bilzen), werveltjes: wɛlvǝrkǝs (Bilzen) IJzeren bevestigingsmiddel waarmee vensterluiken aan de buitenzijde van het huis in geopende stand tegen de muur vastgezet kunnen worden. Zie afb. 59. [N 55, 71; monogr.] II-9
windzuiger windschepper: wē.ntšępǝr (Bilzen), windzuiker: węnt˲zǫu̯kǝr (Bilzen) Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c] I-9
winkelhaak haak: uǝk (Bilzen), scheur: sjiër (Bilzen), winkelhaak: weŋkeluǝk (Bilzen), weŋkǝl(h)uǝk (Bilzen, ... ), winkel(h)oëk (Bilzen), winkelhoak (Bilzen), wènkelhoëk (Bilzen) Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak kunnen rechte hoeken worden afgeschreven of worden gecontroleerd op hun haaksheid. Zie ook afb. 103 en het lemma ɛwinkelhaakɛ in Wld II.9, pag. 10 en Wld II.11, pag. 56-57.' [N 53, 187; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend of kunnen werkstukken op hun haaksheid worden gecontroleerd. De winkelhaak kan L- of T-vormig zijn uitgevoerd en al dan niet van een aanslag (blok) of maatverdeling zijn voorzien. De T-vormige winkelhaak wordt ook T-haak of kruishaak genoemd. Zie ook het lemma "winkelhaak" in Wld II.9, pag. 10 en afb. 76. [N 33, 318a; N 33, 318c-d; N 64, 79b; monogr.] || Hoe zegt U: een hoekvormige scheur (winkelhaak?)? [N 62 (1973)] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || Winkelhaak. Een rechthoekige scheur in een kledingstuk. [N 114 (2002)] II-11, II-12, II-7, II-9, III-1-3
winkelkorf kalebas: klebas (Bilzen), marktkorf: mertkerf (Bilzen), net: net (Bilzen), ⁄n nɛt (Bilzen) Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)] III-3-1
winnen winnen: (w)eene (Bilzen), veͅnə (Bilzen), wene (Bilzen), weͅne (Bilzen), winnen (Bilzen), wênnen (Bilzen) III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] || winnen [GTRP (1980-1995)] || Winnen. [Willems (1885)], [ZND A1 (1940sq)] III-3-2