17596 |
wimper |
wimper:
wimpers (Q083p Bilzen)
|
lange wimpers (haartjes aan de oogleden) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
17708 |
wind |
scheet:
ənə šīt (Q083p Bilzen)
|
een scheet [ZND A1 (1940sq)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
veͅnt (Q083p Bilzen),
went (Q083p Bilzen),
weͅnt (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
wind (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
wind [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)], [ZND 13 (1925)], [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
29877 |
winddroog |
winddroog:
węnt˱dręjx (Q083p Bilzen)
|
Gezegd van metselstenen die aan de oppervlakte droog en inwendig nat zijn. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Metselstenen bevochtigen'. [N 31, 13b]
II-9
|
24434 |
winde |
winde:
węn (Q083p Bilzen)
|
Winde waarmee in geval van een getand sluisijzer de sluisdeur op- of afgedraaid kan worden. Zie ook afb. 68 en 69 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 45; Jan 42; Coe 28; Grof 63]
II-3
|
30333 |
windwervels |
mannetjes:
mɛnǝkǝs (Q083p Bilzen),
werveltjes:
wɛlvǝrkǝs (Q083p Bilzen)
|
IJzeren bevestigingsmiddel waarmee vensterluiken aan de buitenzijde van het huis in geopende stand tegen de muur vastgezet kunnen worden. Zie afb. 59. [N 55, 71; monogr.]
II-9
|
33832 |
windzuiger |
windschepper:
wē.ntšępǝr (Q083p Bilzen),
windzuiker:
węnt˲zǫu̯kǝr (Q083p Bilzen)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
18434 |
winkelhaak |
haak:
uǝk (Q083p Bilzen),
scheur:
sjiër (Q083p Bilzen),
winkelhaak:
weŋkeluǝk (Q083p Bilzen),
weŋkǝl(h)uǝk (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen,
Q083p Bilzen),
winkel(h)oëk (Q083p Bilzen),
winkelhoak (Q083p Bilzen),
wènkelhoëk (Q083p Bilzen)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak kunnen rechte hoeken worden afgeschreven of worden gecontroleerd op hun haaksheid. Zie ook afb. 103 en het lemma ɛwinkelhaakɛ in Wld II.9, pag. 10 en Wld II.11, pag. 56-57.' [N 53, 187; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend of kunnen werkstukken op hun haaksheid worden gecontroleerd. De winkelhaak kan L- of T-vormig zijn uitgevoerd en al dan niet van een aanslag (blok) of maatverdeling zijn voorzien. De T-vormige winkelhaak wordt ook T-haak of kruishaak genoemd. Zie ook het lemma "winkelhaak" in Wld II.9, pag. 10 en afb. 76. [N 33, 318a; N 33, 318c-d; N 64, 79b; monogr.] || Hoe zegt U: een hoekvormige scheur (winkelhaak?)? [N 62 (1973)] || Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || Winkelhaak. Een rechthoekige scheur in een kledingstuk. [N 114 (2002)]
II-11, II-12, II-7, II-9, III-1-3
|
21566 |
winkelkorf |
kalebas:
klebas (Q083p Bilzen),
marktkorf:
mertkerf (Q083p Bilzen),
net:
net (Q083p Bilzen),
⁄n nɛt (Q083p Bilzen)
|
Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
22770 |
winnen |
winnen:
(w)eene (Q083p Bilzen),
veͅnə (Q083p Bilzen),
wene (Q083p Bilzen),
weͅne (Q083p Bilzen),
winnen (Q083p Bilzen),
wênnen (Q083p Bilzen)
|
III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)] || winnen [GTRP (1980-1995)] || Winnen. [Willems (1885)], [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|