e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wit van het ei wit: wet (Bilzen) [JG 1b, 1c; monogr.] I-12
witte aalbes witte wiemer: verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4  witte wijmer (Bilzen) witte aalbes [ZND 01 (1922)] I-7
witte kaas, wrongel hangop: n. alg.  hangop (Bilzen), platte kaas: plattekeis (Bilzen) een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd opdient (hangop) [N 80 (1980)] || smeerbare witte kaas of wrongel [N 16 (1962)] III-2-3
witte klaver, steenklaver wilde klee: welǝ [klee] (Bilzen) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool kabots: kəbutsə (Bilzen), kool: keͅil (Bilzen), wit moes: wit moes (Bilzen, ... ), wit mūs (Bilzen), witte kool: wetə keͅil (Bilzen), witte keil (Bilzen, ... ) [Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]een witte kabuis(kool) [ZND 36 (1941)] || witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart akkermannetje: akkermenke (Bilzen), akkərmɛnnəkə (Bilzen), ook: kwikstêtsje; lankstêtsje  akkermênneke (Bilzen), kwikstaartje: ook: lankstêtsje; akkermênneke  kwikstêtsje (Bilzen), langstaartje: (volgens een van de zegslieden een andere soort!) ook: kwikstêtsje; akkermênneke  lankstêtsje (Bilzen) kwikstaart [ZND 01 (1922)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)] III-4-1
witte vlekken vreemd haar: vrē̜mp hōǝr (Bilzen) Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s] I-9
witte, buitenlandse bloem gebleekte: gǝblēktǝ (Bilzen) De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16] II-1
wittebrood melkbrood: méllekbraud (Bilzen), mik: mik (Bilzen), mikbrood: mikbraud (Bilzen) een wittebrood [N 16 (1962)] || wit brood [ZND 01u (1924)] III-2-3
woede colre (fr.): kolĕr (Bilzen) gift (woede) [ZND 01 (1922)] III-1-4