17890 |
woelen |
krievelen:
kriēvele (Q083p Bilzen),
stroffelen:
M.d. benen slaan (v. kinderen, tijdens de slaap).
stroofele (Q083p Bilzen),
wemelen:
wiēmele (Q083p Bilzen),
wiebelen:
wiēbele (Q083p Bilzen),
woelen:
Onrustig bewegen in bed.
woēle (Q083p Bilzen)
|
Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, sjravelen, sjörge) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
gunsdix (Q083p Bilzen)
|
woensdag [ZND 10 (1925)]
III-4-4
|
28816 |
wol |
wol:
wǫl (Q083p Bilzen),
wollen stof:
wǫlǝ stǫf (Q083p Bilzen)
|
Dierlijke spinvezel, afkomstig van de huidbedekking van vooral schapen (wol), koeien, geiten, kamelen enz. (haar) (Bonthond, s.v. ø̄wol of haarø̄). Hoewel de naam wol wordt gebruikt voor het haar van verschillende diersoorten, wordt, wanneer men van wol spreekt, meestal de wol van het schaap bedoeld. De waarde hiervan is afhankelijk van verschillende factoren: de fijnheid, de krul, de zacht- en soepelheid, de elasticiteit, de soliditeit, het warmtegevend vermogen enz. (Morand, pag. 58 en 59). [N 62, 75a; N 59, 201; L A1, 226; MW; monogr.]
II-7
|
30197 |
wolfsdak |
dak met een gebroken hoek:
dǭk męt nǝ gǝbruǝkǝn huk (Q083p Bilzen
[(kwam hier weinig voor)]
)
|
Zadeldak waarvan de topgevels zijn afgeknot. [N 4A, 23a; div.]
II-9
|
33943 |
wolfsgebit, gebroken gebit |
stang:
staŋ (Q083p Bilzen)
|
Dit bit, gebruikt om moeilijke paarden te beteugelen, heeft een stang die in het midden scharniert. Het wordt vooral gebruikt bij rijpaarden. Op verscheidene plaatsen heeft dit soort bit kennelijk geen aparte naam. Dit wordt uitdrukkelijk gemeld voor: Q 80, 152, 162, 182. Er bestaan ook wolfsgebitten met een beugel in het midden om moeilijke paarden te beteugelen. De namen voor de twee types worden niet strikt uit elkaar gehaald. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 43]
I-10
|
25211 |
wolk alg. |
wolk:
voͅlk (Q083p Bilzen)
|
wolk [ZND A1 (1940sq)]
III-4-4
|
18132 |
wonde |
wonde:
daai won geet zwèren (Q083p Bilzen),
dai woͅn zal zwärə (Q083p Bilzen),
won (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || een wonde met warm water baden [ZND 32 (1939)] || wonde [ZND 45 (1946)]
III-1-2
|
19835 |
wonen |
wonen:
vunə (Q083p Bilzen),
wønə (Q083p Bilzen),
ook: zitte
woĕnne (Q083p Bilzen),
zitten:
ook: woenne
zitte (Q083p Bilzen)
|
een nestje hebben, gezegd van vogels (nesten, wonen, houden) [N 83 (1981)] || wonen [ZND 08 (1925)], [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1, III-4-1
|
19720 |
woonkamer, huiskamer |
huiskamer:
hoͅu̯skoͅmər (Q083p Bilzen)
|
huiskamer [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
21267 |
woord |
woord:
e woet, e wietše, dat zin šoen wiet (Q083p Bilzen),
wuət (Q083p Bilzen)
|
Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND]
III-3-1
|