e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Bilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ziekenhuis hospitaal: hospetaol (Bilzen) Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (ziekenhuis, (ho)spitaal, gasthuis, krankenhuis). [N 107 (2001)] III-1-2
ziekte ziekte: de zikte smet (Bilzen), zikde (Bilzen), zikte (Bilzen) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] || Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 107 (2001)] || ziekte [ZND 08 (1925)] III-1-2
zien, kijken kijken: kieke (Bilzen), kieken (Bilzen), kīkə (Bilzen), zien: zin (Bilzen), zīn (Bilzen) kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND] III-1-1
zigzagmachine zigzagmachine: zexzaxmǝšīn (Bilzen) Naaimachine die zigzagnaden of -steken kan maken. De zigzagsteek kan op verschillende grootte worden ingesteld en voor allerlei doeleinden worden toegepast: voor het snel afwerken van naden, als borduur- of opvulsteek en voor het maken van knoopsgaten (Morand, pag. 39). [N 59, 17d] II-7
zigzagoven zigzagoven: zex˲zax˱uǝvǝ (Bilzen) Ringoven met een kanaal in zigzagvorm. De zigzagoven had als voordelen een klein grondoppervlak maar ook een geringere afkoeling doordat de muren grotendeels binnenmuren waren. [N 98, 142 add.] II-8
zijde zij: zai (Bilzen), zij(de): zaj (Bilzen), zāj (Bilzen) Hij heeft pijn in zijn zijde. [ZND 08 (1925)] || Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] II-7, III-1-1
zijde spek zij: zai (Bilzen), braai= schijfje, plakje spek om te braden  zai̯ (Bilzen) vierkant stuk spek bij een varken, van elke flank een [Goossens 1a (1955)] || zijde spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
zijhoutbalkje schei: šē (Bilzen) De lat die aan weerszijden van het hoofdbord is aangebracht. De afneembare zijkant van de platte kruiwagen wordt tegen dit balkje vastgezet. Zie ook de lemmata ɛplatte kruiwagenɛ en ɛzijwandenɛ in wld I.13, pag. 89 - 90.' [JG, 1a] II-12
zijladder ledders: lędǝrǝ (Bilzen) Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.] I-13
zijladders van de oude kar ledders: lɛdǝrs (Bilzen) De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a] I-3