19860 |
branden |
berren:
bīənə (Q083p Bilzen),
branden:
branə (Q083p Bilzen)
|
branden [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
20562 |
brandewijn |
klare:
kloëre (Q083p Bilzen)
|
sterk alcoholische drank, gestookt uit wijn of graan (brandewijn, franse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19635 |
brandhout |
brandhout:
brandhoot (Q083p Bilzen),
branthōt (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
dunhout:
dinhoot (Q083p Bilzen),
kapsel:
kepsel (Q083p Bilzen),
keͅpsəl (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
kleinhout:
kleenhoot (Q083p Bilzen),
knotsen:
knoͅtsə (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
krophout:
kroͅphōt (Q083p Bilzen, ...
Q083p Bilzen),
vinkelhout:
vunkeloot (Q083p Bilzen)
|
[Lk 02 (1953)] [ZND 01 (1922)] [ZND 22 (1936)]brandhout [ZND 01 (1922)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)]
I-7, III-2-1
|
24875 |
brandnetel |
netel:
nietel (Q083p Bilzen),
nītǝl (Q083p Bilzen)
|
(brand)netel [ZND 01 (1922)] || Urtica L. Van dit zeer algemeen voorkomende onkruid bestaan er twee soorten: de grote brandnetel (Urtica dioica L.) en de kleine brandnetel (Urtica urens L.), die in praktijk eigenlijk niet van elkaar onderscheiden worden. De grote of groffe, die van 30 cm tot meer dan 2 m lang kan worden en hierbij afgebeeld is, groeit meer op stikstofrijke, vaak halfbeschaduwde vruchtbare gronden en stortplaatsen. De kleine of fijne -van 15 tot 60 cm hoog- meer op droge plaatsen, op bouwland en in moestuinen. Beide soorten hebben brandharen en grofgezaagde bladeren, die bij aanraking een brandend gevoel veroorzaken. De bloemen zien eruit als groenige trosjes, bij de grote tot enkele centimenters lang en hangend, en bloeien van juni, respectievelijk mei, tot de herfst. [A 13, 11; L 1, a-m; L 1u, 24; L 5, 15; L 15, 2; S 5; Gi 1, 14; monogr.; add. uit S 25; JG 1b]
I-5, III-4-3
|
24306 |
brasem |
brasem:
braosem (Q083p Bilzen)
|
Hoe noemt u de brasem: een zoet- en brak watervis die voorkomt in stilstaande tot traagstromende wateren. Het lichaam is hoog en zijdelings afgeplat. De buikvinnen staan achter de borstvinnen voor de rugvin. De anaalvin is sterk ingesneden. De bovenste he [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33983 |
brede buikriem |
onderhulp:
ǫ.ndǝrę.lǝp (Q083p Bilzen)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
33692 |
brede landweg |
dreef:
driǝf (Q083p Bilzen),
drīǝf (Q083p Bilzen)
|
Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.]
I-8
|
33138 |
breeddorser |
breeddorser:
brē.djǫsǝr (Q083p Bilzen)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
28931 |
breedte |
breedte:
brędǝ (Q083p Bilzen),
brętǝ (Q083p Bilzen)
|
Benaming voor een horizontaal genomen maat, voor of achter, in het bijzonder als tweede lid van samenstellingen als rugbreedte en armbreedte. [N 59, 45a; N 62, 2b; N 59, 44a]
II-7
|
29950 |
breekhamer |
timmerhamel:
temǝr(h)ǭmǝl (Q083p Bilzen)
|
Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a]
II-9
|