21393 |
verliezen |
verlieren:
verleire (Q029p Bingelrade, ...
Q029p Bingelrade)
|
verliezen [SGV (1914)]
III-3-1, III-3-2
|
25098 |
vernielen |
kapot maken:
kapot make (Q029p Bingelrade)
|
vernielen [SGV (1914)]
III-4-4
|
19179 |
verstandig |
verstandig:
verschtenjig (Q029p Bingelrade)
|
verstandig [SGV (1914)]
III-1-4
|
17625 |
verstandskies |
verstandstand:
verstanjdstanjd (Q029p Bingelrade)
|
verstandskies (oogtand, baktand) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
22349 |
verstoppertje spelen |
versteken:
verstêke (Q029p Bingelrade)
|
schuilevinkje spelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
18140 |
verstuiken |
verstuiken:
verschtøkke (Q029p Bingelrade),
verschtøkt (Q029p Bingelrade)
|
verstuiken [SGV (1914)] || verstuikt [SGV (1914)]
III-1-2
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kammezaol (Q029p Bingelrade)
|
vest (kleedingstuk) [SGV (1914)]
III-1-3
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄lǝ (Q029p Bingelrade)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
25354 |
vijl |
vijl:
vīl (Q029p Bingelrade)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
24961 |
vijver |
wijer:
wijǝr (Q029p Bingelrade)
|
Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8
|