20825 |
wijnazijn |
wijn-essig:
wienessig (Q029p Bingelrade)
|
wijnazijn [SGV (1914)]
III-2-3
|
33524 |
wijnstok, wingerd |
wingerd:
wingerd (Q029p Bingelrade)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
24278 |
wilde gans |
een wilde:
wilj (Q029p Bingelrade)
|
wilde [v] [een ~ gans] [SGV (1914)]
III-4-1
|
19074 |
willen |
willen:
wille (Q029p Bingelrade)
|
willen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17596 |
wimper |
plimp:
plump (Q029p Bingelrade)
|
wimper [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
25207 |
wind (alg.) |
wind:
wĕndj (Q029p Bingelrade)
|
wind [SGV (1914)]
III-4-4
|
25160 |
winderig weer |
winderig (weer):
wĕnjerig (Q029p Bingelrade)
|
winderig [SGV (1914)]
III-4-4
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkelhǭk (Q029p Bingelrade),
winkelhoak (Q029p Bingelrade)
|
Rechthoekige scheur in een kledingstuk. Een mogelijk verklaring van het woordtype vijf (c.q. fünf) geeft het WNT (XXI, pag. 536 s.v. ɛvijfɛ 4): ø̄Wat den vorm heeft van een cijfer ɛvijfɛ. Gewest. in het Zuiden als ben. voor een winkelhaak (scheur), die aan een Romeinse V doet denkenø̄.' [N 59, 192b; N 62, 43b; N 62, 43c; Gi 1.IV, 11; MW; S 44; monogr.] || winkelhaak [SGV (1914)]
II-7, III-1-3
|
33238 |
winterwortelen |
moren:
mōrǝ (Q029p Bingelrade)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
wilde klee:
weljǝ [klee] (Q029p Bingelrade)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|