| 18098 |
geelzucht |
geelziekte:
gêl zeikte (Q029p Bingelrade)
|
geelzucht [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 20796 |
geeuwhonger |
geeuwhonger:
geehonger (Q029p Bingelrade)
|
geeuwhonger [SGV (1914)]
III-2-3
|
| 33705 |
gegraven waterloop |
voots:
vōtš (Q029p Bingelrade)
|
In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.]
I-8
|
| 21317 |
gehucht |
gehucht:
[ gehuch of gehucht - moeilijk leesbaar]
gehuch (Q029p Bingelrade)
|
gehucht [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 17960 |
gehurkt zitten |
op de hukken zitten:
op de huuke zitte (Q029p Bingelrade)
|
hurken [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 21318 |
gejoel |
spektakel (<fr.):
spiktakel (Q029p Bingelrade)
|
gejoel [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 24809 |
gele ganzebloem |
alverdrijf:
alfǝrdrif (Q029p Bingelrade),
sintjansbloem:
sentjansblōm (Q029p Bingelrade)
|
Chrysanthemum segetum L. Een vrij algemeen voorkomende 30 tot 60 cm hoge plant op zandige akkers, met blauwgroene bladeren en grote gele bloemen met een geel hart. De bloei duurt van juni tot september. [A 60A, 170; monogr.]
I-5
|
| 23206 |
geloof |
geloof:
gluif (Q029p Bingelrade)
|
geloof [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 23320 |
gelooven |
geloven:
gluive (Q029p Bingelrade)
|
gelooven [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
gemekkelik (Q029p Bingelrade, ...
Q029p Bingelrade),
op zijn gemak:
op zie gemaak (Q029p Bingelrade)
|
gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)]
III-1-4
|