e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q121c plaats=Bleijerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korte onderbroek? korte onderboks: kotte ongerboks (Bleijerheide) onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)] III-1-3
korte overjas jekker: jekker (Bleijerheide, ... ) korte overjas (hoe zag deze eruit, van welke stof was deze gemaakt) [N 59 (1973)] || overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)] III-1-3
korte steek korte steek: kotǝ štex (Bleijerheide) Steek die men gebruikt bij open kant. Zie afb. 49. [N 60, 111b] II-10
korteling metskluppel: mɛtskløpǝl (Bleijerheide  [(id)]  ) Korte steigerpaal die aan één uiteinde draagt op de aanbinder en aan de andere kant in een in de muur uitgespaard steigergat. Over de kortelingen komen de steigerplanken te liggen die de steigervloer vormen. Zie ook afb. 18. [N 32, 3b; monogr.] II-9
kortwieken stoepen: štupǝ (Bleijerheide) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
kostbaar werk chique werk: šik węrk (Bleijerheide) Duur en kostbaar schoenwerk. [N 60, 223b] II-10
kosten doen: wat duut ze? (Bleijerheide), kosten: wat koste de verke (Bleijerheide) Kosten, waard zijn; "wat kosten de biggen tegenwoordig?"[doen, uitdoen, gelle, gelden, gille? "wat gelle de baggen?"] [N 21 (1963)] III-3-1
kotelet, ribstuk kotelet: kotlet (Bleijerheide), kót’let (Bleijerheide), kót’telet (Bleijerheide), schelharst: Ing rij sjel¯laasj  sjel’laasj (Bleijerheide) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || karbonade || kotelet III-2-3
koud, mistig en somber weer breuzelenweer: breu⁄zele weer (Bleijerheide), dompetig (weer): dum⁄petieg (Bleijerheide), dóm⁄petieg (Bleijerheide), mottenweer: mōēte wäer (Bleijerheide) mistig, nevelig || triest weer || triest, stil weer [koereloeke] [N 22 (1963)] III-4-4
koudbeitel koudbeitel: kǭt˱bēsǝl (Bleijerheide) In het algemeen een beitel waarmee op koud ijzer wordt gewerkt. De koudbeitel is meestal zeskantig in doorsnee, soms ook rond of ovaal. Het werktuig wordt voor diverse werkzaamheden gebruikt zoals het weghakken van bramen en lasslakken, het doorhakken van bouten en het splijten van metaal. De koudbeitel is soms van een steel voorzien. Zie ook afb. 49. [N 33, 109; N 33, 112-113; N 64, 69b; monogr.] II-11