28396 |
industriekool |
gaskool:
jāskoǝl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
gasvlamkool:
jāsvlamkoǝl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Maurits]),
vetkool:
vɛtkoǝl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
vlamkool:
vlamkoǝl (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma])
|
Steenkool met meer dan veertien procent vluchtige bestanddelen. Volgens de invuller uit Q 33 is de term "industriekool" van toepassing op de volgende steenkoolsoorten: vette kool, gaskool en gasvlamkool. [N 95, 456; N 95, 457; N 95, 458; N 95, 459; monogr.]
II-5
|
19269 |
informeren (onverg.) |
zich umhren (< du.):
ziech umhu’re (Q121c Bleijerheide)
|
naar iets informeren
III-1-4
|
30277 |
ingelaten dorpel |
ingelaten waterdorpel:
ejǝlǫsǝ wasǝrdølǝpǝr (Q121c Bleijerheide)
|
Geprofileerde lijst die in de onderregel van de deur wordt ingelaten om te verhinderen dat water onder de deur in het huis kan binnendringen. [N 55, 24d]
II-9
|
20643 |
ingemaakt voedsel |
ingemaakts:
¯t i¯jemaachs sjteet in d¯r kelder
i’jemaachs (Q121c Bleijerheide)
|
inmaak
III-2-3
|
27236 |
ingenieur |
ingenieur:
enšǝnjø̄r (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
inšǝnjø̄r (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
De algemene benaming voor ingenieur. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden lopen nogal uiteen. [N 95, 139; N 95, add.; monogr.]
II-5
|
28135 |
ingestorte pijler |
te brok gegangen streb:
tsǝ brox jǝjaŋǝ štrēp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
toegevallen streb:
tsǫwjǝvalǝ štrēp (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Een door steenval ingestorte pijler. [N 95, 545]
II-5
|
17701 |
ingewanden |
darmen:
därm (Q121c Bleijerheide)
|
ingewanden [N 10a (1961)]
III-1-1
|
25433 |
ingewanden van geslacht vee |
darmen:
dɛrm (Q121c Bleijerheide)
|
Ingewanden van geslacht vee. Ook de algemene benamingen voor "ingewanden van vee" zijn hier opgenomen. [N 28, 58; N 28, 88; L 1a-m; L 1u, 106; Veldeke 26, 23; monogr.]
II-1
|
25434 |
ingewanden verwijderen |
uitnemen:
usnɛǝmǝ (Q121c Bleijerheide)
|
Als het dier opgehangen is, snijdt de slachter de buik open, waarna hij de ingewanden (maag, darmen e.d.) verwijdert. Om het dier lichter te maken en het dus gemakkelijker te kunnen ophijsen, gebeurde dit bij een rund vroeger - voordat het gebruik van katrollen e.d. meer algemeen werd - terwijl het dier nog op de burrie lag. Een bij het woordtype genoemd object wordt niet fonetisch gedocumenteerd. Zie voor deze varianten van ''darmen'', ''pens'' e.d. het lemma ''ingewanden van geslacht vee''. [N 28, 59; monogr.]
II-1
|
33017 |
ingezaaid land |
vaardig:
vęɛdex (Q121c Bleijerheide)
|
Wat men zegt van een akker wanneer alle bewerkingen tot en met het inzaaien verricht zijn. Zie ook het lemma ''pletplank, treedplankje'' in aflevering I.2, blz. 168. Het lemma bevat bijvoeglijke naamwoorden (attributief of predicatief gebruikt: ''ingezaaid land'' en ''het land is ingezaaid''), en, achterin, enkele zelfstandige naamwoorden en zegswijzen. [N 11A, 133b; N M, 25; monogr.]
I-4
|